Op 19 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een overleveringsprocedure met betrekking tot een opgeëiste persoon, geboren in Albanië, die wordt verdacht van strafbare feiten in Duitsland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) goedgekeurd. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 25 augustus 2017 door het Openbaar Ministerie van Hamburg is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon is op 30 augustus 2017 in Nederland aangehouden op basis van dit EAB.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Albanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van moord en doodslag, zware mishandeling, en dat de maximaal op te leggen straf in Duitsland levenslang kan zijn. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen, die stelde dat er onduidelijkheid was over de rechtmatigheid van de aanhouding en de inzet van bijzondere opsporingsmethoden.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon rechtmatig is aangehouden en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook overwogen dat de zorgen van de raadsman over mogelijke mensenrechtenschendingen in Albanië prematuur zijn en dat de overlevering aan Duitsland kan plaatsvinden, aangezien Duitsland partij is bij het EVRM en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsman om prejudiciële vragen te stellen afgewezen en de overlevering toegestaan.