ECLI:NL:RBAMS:2017:7766

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
KG ZA 17-1031
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beslaglegging op bankrekening met bijstandsuitkering en toeslagen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de eiseres vorderde om het executoriaal beslag op haar bankrekeningen op te heffen. De eiseres, die uitsluitend een bijstandsuitkering en toeslagen ontvangt, stelde dat het beslag onrechtmatig was omdat het haar in ernstige financiële problemen bracht. De gedaagde had beslag gelegd op de bankrekeningen van de eiseres zonder rekening te houden met de beslagvrije voet, hetgeen in strijd is met de wet. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde misbruik had gemaakt van zijn executiebevoegdheid door het beslag te leggen zonder voorafgaande aankondiging en zonder rekening te houden met de financiële situatie van de eiseres. De rechter wees de vordering van de eiseres toe en veroordeelde de gedaagde om het beslag op te heffen en de reeds in beslag genomen gelden terug te betalen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/635340 / KG ZA 17-1031 AB/MB
Vonnis in kort geding van 13 oktober 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 18 september 2017,
advocaat mr. K.S. Loilargosain te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat [advocaat] .
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 27 september 2017 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. [eiseres] heeft producties in het geding gebracht en [gedaagde] een pleitnota.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
- [eiseres] met mr. Loilargosain;
- Mr. Lensen namens [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is in 2001 als advocaat-stagiaire enige maanden bij [gedaagde] in dienst geweest.
2.2.
Bij vonnis van de rechtbank Middelburg (sector kanton) van 28 augustus 2002 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van
€ 6.668,43 aan (onder meer) salaris over de periode van 1 september 2001 tot 22 november 2001.
2.3.
Bij arrest van 12 november 2004 heeft het hof te ’s-Gravenhage dat vonnis vernietigd en alsnog alle vorderingen van [eiseres] afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep van in totaal € 2.413,18.
2.4.
Bij vonnis van 16 november 2011 heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage [eiseres] op grond van het onder 2.3 genoemde arrest, dat gezag van gewijsde had, (onder meer) veroordeeld tot (terug)betaling aan [gedaagde] van een bedrag van
€ 6.922,18, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en in de proceskosten.
2.5.
[gedaagde] heeft de vordering op [eiseres] uit handen gegeven aan (laatstelijk) Syncasso Gerechtsdeurwaarders.
2.6.
Bij (aangetekende) brief (met bijlagen) van 4 oktober 2016 heeft [eiseres] Syncasso verzocht om haar cliënte te vragen de vordering kwijt te schelden, omdat zij geen afloscapaciteit heeft. Bijgevoegd bij de brief zijn een berekening van de beslagvrije voet, en bescheiden waaruit de inkomenssituatie van [eiseres] blijkt, zoals specificaties van haar bijstandsuitkering, de huur, de zorg- en de huurtoeslag.
2.7.
Bij brief van 20 november 2016 aan Syncasso heeft [eiseres] nogmaals gewezen op haar inkomenspositie. Zowel in de brief van 4 oktober als in die van 20 november 2016 heeft [eiseres] meegedeeld dat er in 2011 executoriaal beslag was gelegd op haar uitkering, dat volgens haar nog voortduurde. In de brief van
20 november 2016 staat ook dat de beslagvrije voet hoger is dan haar inkomen, zodat het executoriaal beslag slechts effect heeft voor een bedrag van
€ 41,51, dat voor haar vakantiegeld wordt gereserveerd.
2.8.
Onder de gedingstukken (productie 6 van [gedaagde] ) bevinden zich uitkeringsspecificaties over de maanden juni, juli en augustus 2017, waaruit blijkt dat aan [eiseres] een bijstandsuitkering wordt verstrekt van (laatstelijk)
€ 986,52 per maand (inclusief vakantiegeldreservering van € 49,33).
2.9.
Op 24 augustus 2017 heeft (Syncasso Gerechtsdeurwaarders namens) [gedaagde] ten laste van [eiseres] executoriaal beslag gelegd onder ABN AMRO Bank N.V. op drie bankrekeningen van [eiseres] , een betaalrekening en twee spaarrekeningen. In beslaggenomen zijn op de betaalrekening een bedrag van
€ 439,39, en op de spaarrekening de daarop staande bedragen van € 47,73, respectievelijk € 480,29.
2.10.
Bij brief van 24 augustus 2017 heeft [eiseres] aan Syncasso geschreven door de beslagen enorm in de problemen te komen, omdat haar volledige inkomen erdoor is getroffen. Zij heeft (onder meer) verzocht de in beslaggenomen bedragen onmiddellijk terug te storten en gewezen op de beslagvrije voet.
2.11.
Uit een bankafschrift van 30 augustus 2017 blijkt op die datum een
roodstand op de betaalrekening van [eiseres] van € 132,72. Afschrijvingen zijn vermeld van € 13,- ten behoeve van de postcodeloterij, een telefoonabonnement van € 16,99 en € 62,92 ten behoeve van “Aerofit Healthclub”. De saldi van de spaarrekeningen van [eiseres] staan op 30 augustus 2017 beide op € 0,00.
2.12.
Bij brief van 30 augustus 2017 heeft de raadsman van [eiseres] , onder verwijzing naar de onder 2.10 genoemde brief, Syncasso meegedeeld dat [eiseres] slechts over een bijstandsuitkering beschikt en dat zij door het beslag haar vaste lasten niet meer kan betalen en het verzoek om opheffing van het beslag herhaald.
2.13.
De executoriale beslagen zijn niet teruggedraaid.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - [gedaagde] te veroordelen de beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans om de beslagen op te heffen tot aan het bedrag van de beslagvrije voet zoals deze geldt voor [eiseres] , met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten.
[eiseres] stelt, kort gezegd, dat [gedaagde] onrechtmatig handelt en misbruik maakt van haar bevoegdheid tot het leggen van beslag onder de bank, nu het haar bekend is dat de bankrekeningen van [eiseres] uitsluitend worden gevoed door de bijstandsuitkering en de zorg- en huurtoeslag van [eiseres] . Aldus probeert [gedaagde] de beslagvrije voet te omzeilen, waardoor [eiseres] in ernstige financiële problemen komt.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het belang van [eiseres] bij de gevraagde voorziening is uit de aard der zaak spoedeisend.
4.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde] een vordering heeft op [eiseres] van enkele duizenden euro’s, voortvloeiend uit het vonnis van 16 november 2011. [gedaagde] is in beginsel bevoegd dat vonnis te executeren.
4.3.
Uitgangspunt is dat een schuldeiser zich op alle goederen van de schuldenaar mag verhalen, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt. Het verhaalsrecht van de schuldeiser wordt onder andere beperkt door de regeling van de artikelen 475c tot en met 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin is bepaald – kort gezegd – dat bij beslag op uitkeringen die strekken tot levensonderhoud een beslagvrije voet in acht dient te worden genomen. Die artikelen strekken er blijkens de toelichting toe te voorkomen dat een schuldenaar een beroep op een bijstandsuitkering zou moeten doen. Globaal gezien dient de schuldenaar voor de voorziening in zijn levensonderhoud te kunnen beschikken over 90% van de voor hem of haar geldende bijstandsnorm.
Op grond van de wet geldt verder een beslagverbod voor bepaalde periodieke inkomstenbronnen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
4.4.
[eiseres] heeft door overlegging van recente uitkeringsspecificaties genoegzaam aannemelijk gemaakt dat zij over geen ander inkomen beschikt dan een bijstandsuitkering. Dat zij over andere inkomsten zou kunnen beschikken zoals “schenkingen van derden, opbrengsten uit kleinhandel of werkzaamheden voor eigen rekening”, zoals [gedaagde] suggereert, is niet aannemelijk, aangezien dat door de uitkerende instantie wordt getoetst en dan met de bijstandsuitkering wordt verrekend. Ook het beschikken over vermogen, althans vermogen hoger dan een bescheiden vrij te laten vermogen (voor een alleenstaande is dat € 5.940,-) staat bijstandsverlening in de weg. Er zijn voorshands geen aanwijzingen dat [eiseres] over een dergelijk (vrij te laten) vermogen beschikt.
4.5.
Nu in dit geval sprake is van beslag op een banksaldo en niet op een periodieke uitkering, geldt strikt genomen geen beslagvrije voet of beslagverbod, aangezien de wetsbepalingen zo zijn geformuleerd dat de beslagrestricties gelden voor de vorderingen van de uitkerings- of tegemoetkomingsgerechtigde op de uitkerende instantie en niet op de vordering van die gerechtigde op het door de bank voor hem aangehouden positieve banksaldo, voor zover dat is ontstaan als gevolg van de storting van uitkeringen waarop geen beslag mogelijk is. Dat neemt niet weg dat een beslag op bankrekeningen die uitsluitend worden gevoed door periodieke uitkeringen waarop geen beslag mogelijk is, zonder toepassing van de beslagvrije voet, onrechtmatig kan zijn, indien aannemelijk is dat deze wetsbepalingen daarmee worden omzeild, met als gevolg dat de schuldenaar onvoldoende middelen overhoudt om te kunnen voorzien in zijn eerste levensbehoeften (een beroep moet doen op de bijstand, of zelfs van een bijstandsuitkering verstoken raakt). Ook kan in zo’n geval sprake zijn van misbruik van de executiebevoegdheid. Een zodanig geval doet zich hier voor. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.6.
[eiseres] heeft al jarenlang een bijstandsuitkering. Zij heeft nog in het recente verleden – eind 2016 – de voor [gedaagde] optredende deurwaarder uitgebreid van haar inkomenssituatie op de hoogte gesteld, met toezending van bewijsstukken en met de vermelding dat in 2011 al beslag op haar uitkering was gelegd. [gedaagde] was dus op de hoogte van de financiële situatie van [eiseres] , althans behoorde dat te zijn. Nu [gedaagde] zelf de vordering ter incasso uit handen heeft gegeven aan Syncasso, wordt de aan Syncasso verstrekte informatie geacht ook aan [gedaagde] ter beschikking te zijn gesteld. [gedaagde] heeft overigens niet gesteld dat zij niet van de brieven uit 2016 op de hoogte was , maar alleen dat deze inmiddels achterhaald zouden kunnen zijn, omdat zij al van ongeveer een jaar geleden dateren.
4.7.
[gedaagde] heeft op 24 augustus 2017 zonder enige voorafgaande aankondiging executoriaal beslag gelegd op de bank- en spaarrekeningen van [eiseres] . Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, lag het niet op de weg van [eiseres] om [gedaagde] (of Syncasso) nadere informatie aangaande haar financiële situatie te verstrekken, zolang deze situatie ongewijzigd was. In de gegeven omstandigheden lag het meer in de rede dat [gedaagde] (Syncasso) nadere informatie bij [eiseres] zou hebben opgevraagd, alvorens tot beslaglegging over te gaan.
4.8.
Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] geen andere inkomsten heeft dan de op haar bankrekening gestorte uitkeringen op minimumniveau en dat zij door de beslaglegging in financiële problemen is geraakt, omdat zij haar vaste lasten niet meer kan betalen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij over andere bank- en spaarrekeningen beschikt dan de huidige drie, waarvan de saldi op nul staan, respectievelijk negatief. Verder heeft [eiseres] verklaard binnenkort een afspraak te hebben met een schuldhulpverleningsinstantie. Voorshands bestaat geen aanleiding om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Ook de omstandigheid dat [eiseres] beschikt over twee spaarrekeningen, biedt geen grond om aan te nemen dat zij andere inkomsten heeft dan de uitkering en de toeslagen. De bedragen die daarop stonden waarin immers gering van omvang en [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de gestorte bedragen van haar eigen (andere) rekening(en) afkomstig waren. Bovendien heeft zij in 2016 al volledige openheid van zaken gegeven jegens Syncasso, ook over deze spaarrekeningen, zo blijkt uit de onder 2.6 genoemde brief met bijlagen. Het uitgavenpatroon van [eiseres] biedt geen aanleiding om daarover anders te oordelen. De uitgaven voor de loterij, het telefoonabonnement en de “healthclub”, van respectievelijk € 13,-, € 16,99 en
€ 62,92, waarop [gedaagde] in dit verband heeft gewezen, leggen daartoe onvoldoende gewicht in de schaal.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] door het leggen (en handhaven) van het executoriaal beslag van 28 augustus 2017 zonder daarbij rekening te houden met de beslagvrije voet en zonder voorafgaande aankondiging, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Zij heeft haar executiebevoegdheid misbruikt. De primaire vordering zal dan ook worden toegewezen, waarbij het in de rede ligt dat [gedaagde] de reeds in beslag genomen gelden aan [eiseres] terugbetaalt.
4.10.
Voor een eventueel in de toekomst te leggen beslag dient [gedaagde] , althans de daarbij betrokken deurwaarder, de beslagvrije voet te berekenen, waarbij [eiseres] vanzelfsprekend desgevraagd op zo kort mogelijke termijn de benodigde informatie over haar inkomens- en vermogenspositie dient te verschaffen.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiseres] .

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis de ten laste van [eiseres] gelegde beslagen onder de ABN AMRO BANK N.V. op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,-;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
– € 78,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MB