ECLI:NL:RBAMS:2017:7827

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/625976 / FA RK 17-1850
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om partneralimentatie en wijziging van bijdrage in levensonderhoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Elte, verzocht de rechtbank om de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.F. Muller, te verplichten tot betaling van € 350,- per maand als bijdrage in zijn levensonderhoud, met terugwerkende kracht vanaf 22 december 2016. De man stelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, omdat hun zoon op 2 mei 2015 18 jaar werd, waardoor hij geen recht meer had op kindgebonden budget.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de man eerder een verzoek tot partneralimentatie had ingediend dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er een wijziging van omstandigheden moest zijn om tot herbeoordeling over te gaan. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van het kindgebonden budget geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden was, aangezien dit een belangrijke factor was in de eerdere afwijzing van het verzoek om partneralimentatie.

De rechtbank heeft vervolgens de behoefte van de man aan een onderhoudsbijdrage beoordeeld. De man had een lijst van zijn kosten ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voor zijn kinderen niet in de behoeftelijst mochten worden opgenomen. Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat de man in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien en wees het verzoek om partneralimentatie af. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/625976 / FA RK 17-1850 (HHo/AK)
Beschikking van 4 oktober 2017 betreffende wijziging van een bijdrage in het levensonderhoud
in de zaak van:
[man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. Elte te Amsterdam,
tegen
[vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E.F. Muller te Deventer.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift ingekomen ter griffie op 22 maart 2017;
  • het verweerschrift;
  • de brief d.d. 9 augustus 2017 van de zijde van de man met bijlagen.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 22 augustus 2017.
Gehoord zijn: partijen vergezeld van hun advocaten.

2.De feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum] . Hun huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van [datum] in de registers van de burgerlijke stand.
- Uit het huwelijk is het volgende thans jong-meerderjarige kind geboren:
- [kind] , geboren te [plaats] op [datum] .

3.Het verzoek van de man

3.1.
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw met ingang van 22 december 2016, zijnde de datum waarop de vrouw bekend was met het verzoek van de man om gegevens te verschaffen, een bedrag van € 350,- per maand als bijdrage in zijn kosten van levensonderhoud dient te voldoen, althans een bedrag per datum als de rechtbank billijk acht;
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het verweer van de vrouw

4.1.
De vrouw verweert zich tegen het verzoek van de man en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van de man dan wel zijn verzoek af te wijzen, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

5.Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
Ontvankelijkheid
6.1.1.
Allereerst ligt aan de rechtbank ter beoordeling voor of de man ontvankelijk is in zijn verzoek. De man heeft eerder een verzoek tot partneralimentatie ingediend en dit is bij beschikking van 16 oktober 2013 afgewezen.
6.1.2.
Uit de wet volgt dat een onderhoudsverplichting als de onderhavige overeenkomstig artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden gewijzigd indien deze door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven. Indien een verzoeker in rechte aanvoert dat zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan als bedoeld in voormeld artikel, is deze in zoverre ontvankelijk in zijn of haar verzoek en dient een nieuwe beoordeling van de onderhoudsverplichting plaats te vinden, welke beoordeling niet uitsluit dat het wijzigingsverzoek moet worden afgewezen.
6.1.3.
Nu is er echter bij beschikking van 16 oktober 2013 geen partneralimentatie vastgesteld maar het verzoek om partneralimentatie afgewezen. Dit neemt echter niet weg dat er sprake moet zijn van een wijziging van omstandigheden wil de rechtbank overgaan tot een herbeoordeling. Immers, wijziging kan niet alleen worden gevraagd van een door partijen of de rechter respectievelijk overeengekomen of vastgesteld bedrag aan onderhoudsbijdrage maar ook van een rechtelijke uitspraak of overeenkomst van partijen waarbij geen bijdrage was opgelegd respectievelijk overeengekomen.
6.1.4.
Nu de man heeft gesteld dat zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, te weten dat op 2 mei 2015 de zoon van partijen 18 jaar is geworden en daarmee het door de man te ontvangen kindgebonden budget is geëindigd, is de man naar het oordeel van de rechtbank ontvankelijk in zijn verzoek.
6.2.
Wijziging van omstandigheden
6.2.1.
De constatering dat er een wijziging is gesteld, dient te worden gevolgd door de vraag of er sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden op grond waarvan de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
6.2.2.
Het feit dat de man voorheen beschikte over kindgebonden budget en thans niet meer is naar het oordeel van de rechtbank een rechtens relevante wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 BW. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat deze factor een belangrijke rol speelde bij de vorige beschikking om te bepalen dat het verzoek van de man tot partneralimentatie diende te worden afgewezen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank overgaan tot een herbeoordeling.
6.3.
Inhoudelijke beoordeling
6.3.1.
De rechtbank hanteert als uitgangspunten de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen, zoals deze zijn opgenomen in het zogenoemde Tremarapport.
6.3.2.
De man heeft aangevoerd dat hij behoefte heeft aan € 2.258,60 per maand. Hij heeft vervolgens zich op het standpunt gesteld dat hij voor een bedrag van € 2.114,68 zelf hierin kan voorzien, zodat hij een resterende behoefte heeft van € 143,92 netto per maand.
6.3.3.
De vrouw is van mening dat de behoefte van de man aan een bijdrage is verbleekt en dat hij zijn behoefte aan de verzochte bijdrage beter had moet onderbouwen.
6.3.4.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Voor de vaststelling van de behoefte van de onderhoudsgerechtigde aan een onderhoudsbijdrage dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de hoogte en de aard van zowel de inkomsten als de uitgaven van partijen tijdens het huwelijk, waarin een aanwijzing kan worden gevonden voor de mate van welstand waarin zij hebben geleefd, en zoveel mogelijk met concrete gegevens betreffende de reële of met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde.
6.3.5.
De man heeft een lijst gemaakt van zijn huidige kosten maar heeft in deze lijst ook opgenomen het bedrag dat hij maandelijks – op basis van het door partijen overeengekomen ouderschapsplan – aan zijn (thans beide meerderjarige) kinderen betaalt van in totaal € 300,- per maand. De kosten voor de kinderen horen echter niet thuis in de behoeftelijst en dienen bij berekening van de partneralimentatie buiten beschouwing te worden gelaten. De kosten voor de kinderen zijn immers geen kosten die zien op het levensonderhoud van de man. Daar komt bij dat de vrouw deze kosten ook maakt en het op de weg van partijen ligt, indien één dan wel beide partijen niet langer in staat zijn deze kosten aan de kinderen te voldoen, met elkaar in overleg te treden en het ouderschapsplan te wijzigen.
6.3.6.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet redelijk met de kosten voor de kinderen rekening te houden, zodat de rechtbank de behoefte van de man bepaalt op € 1.958,60 per maand. De man heeft verklaard dat hij maandelijks een inkomen heeft van € 2.114,68. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de man in staat is om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien en zal de rechtbank het verzoek van de man afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de man af;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A.A. Kuijper, griffier, op 4 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).