ECLI:NL:RBAMS:2017:7849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
13/701664-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit met taakstraf als sanctie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voor de rechtbank op 10 oktober 2017, na een onderzoek op de terechtzitting op 26 september 2017. De officier van justitie, mr. F.C. van Dijk, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. A.J. Hardonk. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van ongeveer 7450 gram hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit van Liander NV in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 mei 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 16 mei 2014 in de woning van verdachte een hennepkwekerij werd aangetroffen, waarbij elektriciteit illegaal werd afgetapt. Verdachte heeft erkend verantwoordelijk te zijn voor de kwekerij en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de kwekerij vanaf 1 december 2013 actief was, en dat verdachte zich vanaf die datum schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. De rechtbank vond het niet bewezen dat de kwekerij al eerder actief was, ondanks de beweringen van de officier van justitie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend was, gezien de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701664-16 (Promis)
Datum uitspraak: 10 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [GBA].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.C. van Dijk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Hardonk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2014 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 7450 gram hennep en/of ongeveer 96, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeksde periode van 1 september 2013 tot en met 16 mei 2014 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
3.
Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 16 mei 2014 wordt in de woning van verdachte aan de [adres] in Diemen een hennepkwekerij aangetroffen. Ten behoeve van deze kwekerij wordt de stroom illegaal afgetapt. Verdachte heeft op zitting verklaard dat de kwekerij inderdaad in zijn huis stond en dat hij die heeft laten plaatsen om van de schulden af te komen. Hij was verantwoordelijk voor de kwekerij en voor het stelen van de elektriciteit. Op basis van de verklaring van verdachte op zitting en het aantreffen van de kwekerij en de illegale elektriciteitsaansluiting, kan op zichzelf bewezen worden dat verdachte hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. Ook de officier van justitie en de raadsman van verdachte zijn beiden tot die conclusie gekomen. Over de periode waarin verdachte hennep zou hebben geteeld en de betrokkenheid van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verschillen zij van mening.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie gaat uit van een begindatum van 1 september 2013 en baseert zich daarbij op de aangifte van Liander. Vanaf die datum zou volgens Liander de hennepkwekerij in de woning aanwezig zijn geweest en zou ook de elektriciteit zijn afgetapt. De officier van justitie vindt dat ook bewezen kan worden dat verdachte bij beide feiten nauw en bewust samen heeft gewerkt met zijn medeverdachten.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de kwekerij pas in de loop van januari 2014 in de woning is geplaatst. De warmte die op 1 december 2013 is gemeten, werd volgens verdachte niet veroorzaakt door de hennepkwekerij. Verdachte heeft in november 2013 een lekkage gehad. Om de zolderverdieping droog te krijgen werd de zolder in die periode continu met kachels verwarmd. Dat de hennepkwekerij op een van de eerdere data uit de aangifte van Liander (1 september en 3 november 2013) zou zijn gestart, wordt onvoldoende onderbouwd.
Gelet op de verklaring van verdachte en zijn medeverdachten kan medeplegen niet worden bewezen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Periode
De rechtbank vindt bewezen dat vanaf 1 december 2013 een kwekerij in de woning aanwezig is en verdachte zich vanaf die datum schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Op basis van het dossier is niet vaststellen dat de kwekerij al vanaf 1 september 2013 actief was. Liander noemt die datum weliswaar in haar aangifte, maar waar die datum op gebaseerd is, wordt onvoldoende duidelijk. Uit de aangifte van Liander blijkt dat het geregistreerde stroomverbruik per dag in de periode vanaf 3 november 2013 aanzienlijk hoger is dan daarvoor. Omdat Liander juist geconstateerd heeft dat de elektriciteit buiten de meter om werd verkregen, en dus niet geregistreerd wordt, is een stijging van het geregistreerde elektriciteitsverbruik niet redengevend voor de begindatum van de hennepkwekerij.
Op 1 december 2013 wordt met een helikopter een warmtemeting uitgevoerd, waarbij vermoedelijk op het adres [adres] te Diemen een warmtebron wordt waargenomen. Verdachte heeft voor die warmtebron een alternatieve verklaring gegeven. Die verklaring houdt in dat de warmte niet werd veroorzaakt door een hennepkwekerij, maar door kachels om de ruimte te drogen na een lekkage. Die alternatieve verklaring is namens verdachte onderbouwd door de overhandiging van een prijsopgave van 14 november 2013. Deze prijsopgave is wat de rechtbank betreft echter onvoldoende om aannemelijk te maken dat de warmte op 1 december 2013 door kachels werd veroorzaakt en niet door een hennepkwekerij. Uit deze prijsopgave blijkt niet wanneer welke werkzaamheden zijn verricht. In het bijzonder blijkt hier niet uit dat het drogen van de vloer door middel van kachels is gebeurd en dat die kachels ook nog op 1 december 2013 actief waren.
Medeplegen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] aan [getuige 1] en aan [getuige 2] heeft gevraagd om op 16 mei 2014 de hennepplanten te knippen. Dit maakt in combinatie met de regelmatige aanwezigheid van [medeverdachte 1] in de woning van haar vriend, verdachte, en de betrokkenheid van verdachte bij het kweken dat de rechtbank bewezen vindt dat verdachte en [medeverdachte 1] samen de hennep hebben geteeld. Uit het feit dat zij zelf mensen inschakelt om de henneptoppen te knippen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat ook [medeverdachte 1] uitvoeringshandelingen heeft verricht voor het telen van hennep. Omdat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] betrokken waren bij de diefstal van de elektriciteit, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte deze diefstal samen met een of meer anderen heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1
op 16 mei 2014 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van ongeveer 7450 gram hennep en 96 hennepplanten;
Feit 2
in de periode van 1 december 2013 tot en met 16 mei 2014 te Diemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Liander NV.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. Bewijs
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De financiële en medische situatie van verdachte maakt dat een onvoorwaardelijke geldboete of taakstraf geen passende afdoening is.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met zijn vriendin hennep geteeld in zijn woning, waarvoor verdachte elektriciteit heeft gebruikt die niet door de meter werd geregistreerd en dus niet bij hem in rekening werd gebracht. Uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van meerdere kweekrondes, waarvan 96 planten en de opbrengst van één kweek nog in de woning aanwezig waren op 16 mei 2014. Door het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de schadelijke effecten voor de volksgezondheid die door langdurig en/of overmatig gebruik van softdrugs worden veroorzaakt. Daarnaast speelt voor de rechtbank mee dat verdachte enkel heeft gehandeld uit winstbejag en bij de fiscus en uitkerende instanties kennelijk geen rekenschap wenst af te leggen over zijn verdiensten.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Voor het bewezenverklaarde feitencomplex zou in principe een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden een passende sanctie zijn. De rechtbank houdt echter ook rekening met een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 16 mei 2014 als verdachte gehoord en in verzekering gesteld. Vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat hij voor de bewezen verklaarde feiten vervolgd zou worden. De uitspraak van de rechter volgt in oktober 2017, meer dan drie jaar na het begin van de redelijke termijn. Voor dit tijdsverloop is geen redelijke verklaring te geven en de overschrijding is niet aan verdachte te wijten. Dit tijdsverloop maakt dat de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend vindt. De rechtbank zal een taakstraf van 120 uur opleggen.
De raadsman van verdachte heeft gewezen op de beperkte mogelijkheden voor verdachte om een taakstraf uit te voeren. Voor de rechtbank staat onvoldoende vast dat verdachte in het geheel niet in staat is om een taakstraf uit te voeren. De ervaring leert dat de reclassering in overleg met een meewerkende veroordeelde veel mogelijkheden heeft om een passende invulling aan de taakstraf te geven.

10.Beslag

Het Openbaar Ministerie heeft met machtiging van de rechter-commissaris conservatoir beslag gelegd op een aantal onder verdachte in beslaggenomen goederen. Artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) schrijft voor dat de rechtbank een beslissing neemt over voorwerpen die op grond van artikel 94 Sv in beslag zijn genomen. Omdat die situatie zich hier niet meer voordoet zal de rechtbank geen beslissing nemen op de in conservatoir beslag genomen voorwerpen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
-
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 (honderdtwintig) uur, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2017.