ECLI:NL:RBAMS:2017:7860
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Jeugdstrafzaak met onvoldoende bewijs voor geweld in dienst van diefstal
In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van geweld en bedreiging met geweld in het kader van een poging tot diefstal. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2017, waarbij de officier van justitie, mr. A.C. Bennis, de vordering heeft ingediend. De verdachte en zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, hebben hun standpunten naar voren gebracht, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten tegen een slachtoffer, waaronder schoppen, slaan en bedreigen met een mes. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat het geweld in dienst stond van de diefstal. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en er was twijfel over de intenties van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met G.S. Crince Le Roy als voorzitter en kinderrechter, en mrs. C.S. Schoorl en G.M. Beunk als rechters.