In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2017 uitspraak gedaan over de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] ten aanzien van [verzoeker] en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [naam 3]. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.D. Wisman, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] en de vaststelling van het vaderschap van [naam 3], die als zijn biologische vader wordt beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] is geboren binnen 306 dagen na de ontbinding van het huwelijk van zijn moeder, [naam 1], met [naam 2], waardoor [naam 2] juridisch vader is. Echter, na het overlijden van [naam 2] en de omstandigheden rondom de erkenning door [naam 3], heeft de rechtbank geoordeeld dat het vasthouden aan de termijn voor het indienen van het verzoek in strijd zou zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de juridische situatie niet in overeenstemming is met de biologische werkelijkheid en heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [naam 2] gegrond verklaard. Tevens is het vaderschap van [naam 3] vastgesteld, zodat de juridische situatie van [verzoeker] in overeenstemming wordt gebracht met zijn biologische afstamming.