ECLI:NL:RBAMS:2017:7912

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/617056 / FA RK 16-7054
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en vermogensrechtelijke afwikkeling tussen echtgenoten met finaal verrekenbeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die gehuwd waren onder huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. Daarnaast is er een ouderschapsplan vastgesteld dat deel uitmaakt van de beschikking. De rechtbank heeft zich gebogen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, waarbij partijen ieder 50% van de aandelen in een BV bezitten. De rechtbank oordeelde dat de aandelen niet tot enige gemeenschap behoren, maar tot ieders privévermogen, en heeft de verzoeken van partijen om de aandelen toe te delen afgewezen. De man had verzocht om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van de gezamenlijke woning, maar de rechtbank heeft bepaald dat de vrouw het recht heeft om in de woning te blijven wonen tot zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, zodat zij de mogelijkheid heeft om de woning zelfstandig te financieren. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedelgoederen en bankrekeningen geregeld, waarbij partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/617056 / FA RK 16-7054 en C/13/628536 / FA RK 17-2990
Beschikking d.d. 25 oktober 2017 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.J.H.E. Jeurissen, gevestigd te Breda,
tegen
[vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. Vosmeijer, gevestigd te Amstelveen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. het verzoekschrift van de man, ingekomen op 17 oktober 2016;
2. het formulier ‘Verdelen en Verrekenen’ d.d. 19 december 2016 met bijlagen van de zijde van de man;
3. het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
4. het verweerschrift op het zelfstandig verzoek;
5. het formulier ‘Verdelen en Verrekenen’ d.d. 3 februari 2017 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
6. de brief d.d. 3 maart 2017 van de zijde van de man;
7. de brief met bijlagen d.d. 3 april 2017 van de zijde van de man;
8. de brief met bijlagen d.d. 6 juni 2017 van de zijde van de vrouw;
9. het F9-formulier d.d. 7 juni 2017 van de zijde van de man;
10. de brief met bijlagen d.d. 29 augustus 2017 van de zijde van de man;
11. het aanvullend verzoekschrift van de zijde van de vrouw
12. het verweerschrift op het aanvullend verzoek;
13. de brief met bijlagen d.d. 15 september 2017 van de zijde van de vrouw.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich het ouderschapsplan.
1.3.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 september 2017.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen en hun advocaten.
1.4.
De minderjarige [kind 1] en [kind 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. [kind 1] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en [kind 2] niet.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] te [plaats] na het maken van huwelijkse voorwaarden. Hun samenwoning is in mei 2014 verbroken.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [kind 1] , geboren op [datum] te [plaats] ,
- [kind 2] , geboren op [datum] te [plaats] en
- [kind 3] , geboren op [datum] te [plaats] .
2.3.
In de huwelijkse voorwaarden hebben partijen iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en zijn zij –voor zover thans relevant-een finaal verrekenbeding overeengekomen, inhoudende dat verrekening bij echtscheiding zal plaatsvinden alsof partijen gehuwd waren in gemeenschap van goederen.

3.De beoordeling

3.1.
Scheiding
3.1.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
3.1.2.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.
3.2.
Vermogensrechtelijke afwikkeling
3.2.1.
Bij de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de vermogensbestanddelen waarvan partijen gezamenlijk eigenaar zijn op grond van enkelvoudige gemeenschap, vermogensbestanddelen die op grond van de tussen hen gesloten huwelijkse voorwaarden tot het tussen hen te verrekenen vermogen behoren en vermogensbestanddelen die tot ieders privé vermogen behoren.
3.2.2.
Partijen houden ieder 50% van de aandelen in Betta Holding B.V. In de processtukken zijn zij er beiden vanuit gegaan dat daarmee sprake is van een eenvoudige gemeenschap, waarbij zij beiden hebben verzocht alle aandelen aan een van hen toe te delen.
3.2.3.
Deze - individualiseerbare - aandelen behoren echter niet tot enige gemeenschap van partijen, maar tot ieders afzonderlijk privévermogen. Verdeling dan wel toedeling van de aandelen is in het onderhavige geval dan ook niet aan de orde. Aangezien partijen ieder een gelijk aantal aandelen in eigendom heeft, is verrekening van de waarde eveneens niet aan de orde. De verzoeken van partijen ter zake worden derhalve afgewezen.
3.2.4.
Ter zitting heeft de man schriftelijk zijn verzoek in die zin aangepast dat hij verzoekt te bepalen dat de vrouw gehouden is de aandelen 501 tot en met 1.000 aan hem te leveren, dan wel te bepalen dat hij gehouden is de aandelen 1 tot en met 500 aan de vrouw te leveren. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen dit gewijzigde verzoek.
3.2.5.
Ingevolge artikel 283 juncto 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was de man bevoegd het verzoek schriftelijk te veranderen of te vermeerderen, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat het gewijzigde verzoek van de man niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Aangezien beide partijen zich in de processtukken en ter zitting, voorafgaand aan het gewijzigde verzoek, uitgebreid hebben uitgelaten over toedeling van de aandelen en de argumenten die ieder van hen heeft voor het al dan niet alleen voortzetten van de onderneming waarvan de aandelen worden gehouden, is de vrouw door indiening van het aanvullend verzoek ter zitting niet onredelijk in haar verdediging bemoeilijkt. De man wordt in zoverre derhalve ontvangen in zijn gewijzigd verzoek.
3.2.6.
Vervolgens moet beoordeeld worden of het verzoek van de man ten aanzien van het toedelen van de aandelen aan een van partijen kan worden aangemerkt als nevenvoorziening in de zin van artikel 827 Rv. Naast de in lid 1 van dit artikel genoemde specifieke nevenvoorzieningen kunnen op grond van lid 1 onder f ook andere voorzieningen worden gevraagd, mits deze voldoende samenhang vertonen met het echtscheidingsverzoek en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
3.2.7.
De vrouw maakt bezwaar tegen de door de man verzochte toedeling van de aandelen. Zij stelt dat er geen aanleiding is om de onderneming niet samen voort te zetten en de aandelen samen te houden. Daarbij wijst zij erop dat het bedrijf niet goed te splitsen is, onder andere omdat er sprake is van veel eenmalige opdrachtgevers. Indien de onderneming toch door een van beiden wordt voortgezet, zal de waarde wat haar betreft opnieuw beoordeeld moeten worden en zal er bekeken moeten worden of er een non-concurrentie beding opgenomen dient te worden voor de vertrekkende aandeelhouder.
3.2.8.
De rechtbank acht zich op grond van dit bestaande conflict tussen de aandeelhouders thans onvoldoende toegerust om een beslissing te geven op het verzoek van de man. Voor een dergelijk conflict tussen aandeelhouders biedt boek 2 BW een geschillenregeling, waar bij de kwestie voorgelegd kan worden aan de Ondernemingskamer. Daarbij komt dat partijen bewust hebben gekozen voor een aandelen-structuur waarop het huwelijksvermogensregime geen invloed heeft. Deze gekozen constructie, het bestaande conflict en de toepasselijkheid van Boek 2 Burgerlijk Wetboek, maakt dat de rechtbank de man op grond van artikel 827 lid 1 sub f Rv niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoek de aandelen thans aan een van beiden toe te delen.
enkelvoudige gemeenschappen
3.3.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [straat 1] te [plaats] . Op deze woning is een hypothecaire geldlening gevestigd met [nummer] , met een daaraan verpand beleggingsproduct met [nummer] .
3.3.1.
De vrouw wenst de woning toegedeeld te krijgen. De man stelt dat de woning verkocht moet worden en verzoekt de vrouw te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van de in deze te wijzen beschikking, onvoorwaardelijk en onherroepelijk haar medewerking te verlenen aan de opdrachtverlening aan [naam] Makelaardij o.og. kantoorhoudende te [plaats] aan de [straat 2] , dan wel een door de rechtbank aan te wijzen makelaarskantoor, waarbij partijen in onderling overleg met de makelaar een verkoopprijs dienen te bepalen en de vrouw te veroordelen de woning open te stellen voor bezichtiging door potentiele kopers en alles na te laten wat aan de totstandkoming van een koopovereenkomst in de weg staat. Daarbij verzoekt het een door de vrouw te betalen dwangsom te bepalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de vrouw na betekening van de beschikking in gebreke blijft aan deze veroordelingen te voldoen.
3.3.2.
De man onderbouwt zijn standpunten ten aanzien van de verkoop van de woning met een beroep op het feit dat de vrouw sinds mei 2014 alleen in de woning verblijft, zij niet in staat is de woning zelfstandig te financieren en dat het niet lukt in onderling overleg afspraken te maken.
3.3.3.
De vrouw wenst de woning te behouden maar stelt de mogelijkheden van financiering pas te kunnen onderzoeken als zij duidelijkheid heeft over voorzetting van de onderneming.
3.3.4.
De vrouw heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden. De man verzoekt dit verzoek af te wijzen omdat hij vreest dat de vrouw met een beroep hierop het te koop zetten van de woning en/of de uiteindelijke verkoop en levering zal belemmeren, maar heeft geen bezwaar tegen bewoning door de vrouw, mits de woning niet eerder wordt verkocht.
3.3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar de afgelopen periode nog niet mogelijk is geweest de financiering van de gehele woning door haar te onderzoeken. Mede gelet op het belang dat de kinderen hechten aan het behoud van de woning, acht de rechtbank het passend dat de vrouw nog gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand het voortgezet gebruik van de woning behoudt, waarbij zij deze periode kan benutten om alsnog te onderzoeken of zij de woning zelfstandig kan financieren en de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
3.3.6.
Om de vrouw in de gelegenheid te stellen de financiering van de woning te onderzoeken, zal de woning op korte termijn moeten worden getaxeerd. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de vrouw iedere makelaar met uitzondering van makelaar [naam] te Amstelveen kan benaderen om deze taxatie te laten verrichten en dat de taxatie omstreeks de datum van deze beschikking zal geschieden. Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de taxatie te dragen.
3.3.7.
De rechtbank zal bepalen dat de vrouw uiterlijk zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de man kenbaar dient te maken of zij in staat is de woning tegen de getaxeerde waarde geleverd te krijgen, zodanig dat de man ontslagen wordt uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening op deze woning en hij de helft van de overwaarde inclusief zijn aandeel in het beleggingsproduct met [nummer] ontvangt, waarbij iedere partij gehouden is de helft van de kosten ter zake de levering aan de vrouw te dragen.
3.3.8.
Indien de woning niet aan de vrouw kan worden toegedeeld, zal de rechtbank conform artikel 3:185 BW de verdeling van de woning vast stellen en wel aldus dat de verkoop van deze woning wordt gelast.
3.3.9.
Voornoemde verkoop zal dienen te geschieden door een gezamenlijke opdracht van partijen aan de makelaar die de taxatieopdracht heeft ontvangen. Indien partijen niet binnen zeven maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking gezamenlijk een makelaar daartoe opdracht hebben gegeven, is ieder van partijen zelfstandig bevoegd de makelaar die de taxatie heeft verricht opdracht tot verkoop te geven.
3.3.10.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs.
3.3.11.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zo ver die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten en kunnen bepalen.
3.3.12.
Beide partijen zijn gehouden aan deze verkoop en de daaropvolgende overdracht mee te werken.
3.3.13.
Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
3.3.14.
Na verkoop en overdracht van de voormalige echtelijke woning wordt de verkoopopbrengst, na aflossing van de hypothecaire schulden, gelijkelijk tussen partijen verdeeld, dan wel zal ieder van partijen de helft van de restschuld als eigen schuld dragen en betalen. In dit kader dient het aan de hypothecaire lening beleggingsproduct te worden afgekocht en zal de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen worden verdeeld, dan wel in mindering worden gebracht op de restschuld.
3.4.
Partijen hebben vier bankrekeningen op beider naam:
1. spaarrekening [nummer] ;
2. spaarrekening [nummer] ;
3. betaalrekening [nummer] ;
4. rekening bij Ardanta [nummer] .
3.4.1.
Zij zijn het er over eens dat de beide spaarrekeningen opgeheven dienen te worden en dat de saldi per datum opheffing bij helfte gedeeld dienen te worden. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen.
3.4.2.
Partijen zijn het er over eens dat de man het negatieve saldo van de betaalrekening zal aanzuiveren en dat de rekening vervolgens zal worden opgeheven. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen.
3.4.3.
Partijen zijn het er over eens dat het saldo bij Ardanta aan de vrouw dient te worden toegedeeld, onder de verplichting om aan de man € 266,- te voldoen. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen, een en ander zal in het onder 4.5.4 vermelde verrekeningsbedrag worden meegenomen.
3.5.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van diverse inboedelgoederen. Daarnaast stelt de man alleen eigenaar te zijn van diverse inboedelgoederen. Ter zitting hebben zij overeenstemming bereikt over de verdeling van de gehele inboedel.
3.5.1.
Aan de man wordt toegedeeld:
  • de reeds bij hem in gebruik zijnde inboedelgoederen;
  • het schilderij ‘Poedelvrouw’;
  • het schilderij ‘Godzilla Boy’;
  • het schilderij ‘Leeuwenjong’;
  • het schilderij ‘Olifanten’;
  • een van de panoramafoto’s van Nieuw-Zeeland, tweede keus;
  • het Boek “Lord of the Rings’, voor hem gesigneerd;
  • de ring met groene steen uit zijn familie;
  • de tekening ‘Dinosaurus’ van Sean Bolton, gesigneerd voor de man;
  • het Mark Ryden boek
  • de Dick Smith Horror Make-up kit
  • de kolomboormachine
  • de blauwe metalen verstek zaag
  • de metalen au bain-mariebak met rekken
  • de grijze stanley gereedschapskoffer op wieletjes
  • de pioneer versterker
  • twee grote zwarte boxen
  • de boetseer tooltjes
  • de plastic gremlin poppetjes
  • de Venim plastic modelkit pop ongeschilderd
  • de collectie boeken zoals blijkt uit de foto’s die als productie 10 namens de man zijn ingediend;
  • de Dick Smith cursus
  • de Cinefix tijdschriften
  • de make-up artist magazines
  • de bedrijfscompressor
  • de blauwe 3-fasenstroom compressor
  • de silair airbrush-compressor
  • de eerste iwata airbrush
  • twee maten grijzen bureau ladekasten met drie laden
  • de memert Depex grote oven
  • de kenwood mixer
  • de gipsvacuummenger/triller met toebehoren
  • twee acrylaat-drukpannen
  • alle tandheelkundige instrumenten
  • polijstschijfjes, hoekstukken etc
  • de Bosch koelkast
  • de kleine oven
  • twee grote ronde gipsschuurschijfmachines
  • de grijze analoge weegschaal
  • de tandheelkundige boormachine met glasplaat
  • de grijze metalen tandheelkundige ladekast met acht laden
  • het plastic zilveren koffertje met zwarte hoeken
  • al het tandheelkundig materiaal waaronder articulatoren, acrylaatpoeders en vloeistoffen, bijtlepels, wasstaven, wasplaatjes, tandwaaiers, tandenacrylaat
  • de Gispen grijze metalen ladenkast met twaalf laden
  • de kapperskruk op wielen
  • de Leitz diaprojector
  • de glazen langwerpige thermometers
  • het volledige menselijke skelet
3.5.2.
Aan de vrouw wordt toegedeeld:
  • de reeds bij haar in gebruik zijnde inboedelgoederen;
  • het schilderij ‘Ballerina’;
  • het schilderij ‘Island Bay’;
  • een van de panoramafoto’s van Nieuw-Zeeland, eerste keus;
  • het boek ‘Lord of the Rings’, voor partijen beiden gesigneerd.
3.5.3.
De rechtbank zal in gelijke zin beslissen.
Privé-vermogen
3.6.
De man verzoekt voor recht te verklaren dat de goederen zoals genoemd in zijn toelichting op het formulier ‘Verdelen en Verrekenen’ d.d. 19 december 2016 exclusief aan de man zijn geschonken en derhalve niet vallen in enige gemeenschap of verrekenbeding.
3.6.1.
Nu de betreffende goederen reeds zijn betrokken in de tussen partijen overeengekomen verdeling van de inboedelgoederen, beschouwt de rechtbank dit verzoek als ingetrokken, dan wel de man heeft geen belang meer bij dit verzoek.
Te verrekenen vermogen
3.7.
De peildatum voor de omvang van het te verrekenen vermogen is in artikel 9 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden bepaald op de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, derhalve 17 oktober 2016, voor zover partijen niet anders zijn overeengekomen.
3.8.
Ten aanzien van de peildatum voor de waardering van het te verrekenen vermogen is in artikel 9 lid 4 van de huwelijkse voorwaarden aangesloten bij de regelingen zoals die gelden ten aanzien van verdelingen. Als peildatum voor de verdeling geldt derhalve het moment van indiening van het echtscheidingsverzoek wat betreft banksaldi en van feiteljike verdeling wat betreft de overige goederen.
3.9.
Tot het te verrekenen vermogen behoren de navolgende bankrekeningen:
  • betaalrekening [nummer] op naam van de man;
  • betaalrekening [nummer] op naam van de man;
  • spaarrekening Aegon, [nummer] , op naam van de vrouw;
  • spaarrekening Aegon, [nummer] , op naam van de vrouw;
  • betaalrekening [nummer] op naam van de vrouw;
  • spaarrekening [nummer] op naam van de vrouw.
3.9.1.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat ieder de saldi van de op zijn of haar naam staande rekeningen behoudt, zonder nadere verrekening. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen.
3.10.
Tot het te verrekenen vermogen behoort de bankrekening met [nummer] op naam van de man. Tussen partijen staat vast dat het saldo van deze rekening in ieder geval een schuld aan de moeder van de man ter hoogte van € 31.191,19 afgelost dient te worden, waarna de man gehouden is de helft van het meerdere aan de vrouw uit te keren. Indien blijkt dat de moeder van de man naast genoemd bedrag van € 31.191,19 nog nadere stortingen op deze rekening heeft gedaan, gaat de rechtbank er vanuit dat de vrouw haar toezegging gestand zal doen dat ook deze nadere stortingen uit het saldo terugbetaald zullen worden voordat het surplus bij helfte verrekend wordt, met dienverstande dat de man hierover binnen twee weken na de datum van deze beschikking duidelijkheid zal dienen te verschaffen.
3.11.
Tussen partijen staat vast dat de man de lijfrenteverzekering bij Aegon met [nummer] op zijn naam behoudt en dat de vrouw de lijfrenteverzekering bij Aegon met [nummer] op haar naam behoudt, zonder nadere verrekening. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen.
3.12.
Tussen partijen staat vast dat de beleggingsverzekering bij Reaal met [nummer] op naam van de man zal worden afgekocht, waarbij de man gehouden is de helft van de afkoopwaarde aan de vrouw te voldoen. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen.
3.13.
De vrouw stelt dat de eenmanszaak RSFX die op naam van de man staat een waarde vertegenwoordigt die tot het te verrekenen vermogen behoort. De man betwist dit.
3.13.1.
De man heeft onweersproken gesteld dat er sinds 2015 geen werkzaamheden meer hebben plaatsgevonden via de eenmanszaak en dat de inkomsten uit eerdere werkzaamheden werden gestort op de rekening [nummer] op naam van de man, die reeds in de verrekening is betrokken. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit er toe leidt dat er thans nog sprake is van enige activa en passiva die zich nog voor verrekening lenen.
3.14.
Tussen partijen staat vast dat ieder de auto behoudt die op zijn of haar naam staat, zonder nadere verrekening.
3.15.
Tot het te verrekenen vermogen behoort een motor met kenteken [kenteken] op naam van de man. Tussen partijen staat vast dat de waarde van deze motor € 1.500,- bedraagt en dat de man derhalve gehouden is de vrouw ter zake € 750,- te vergoeden. De rechtbank zal in gelijke zin beslissen, een en ander zal in het onder 4.5.4 vermelde verrekeningsbedrag worden meegenomen.
3.16.
Partneralimentatie
3.16.1.
De vrouw verzoekt voor het geval de aandelen van de onderneming aan de man worden toegedeeld een door hem te betalen uitkering tot haar levensonderhoud vast te stellen van € 3.917,-- per maand.
3.16.2.
Nu de rechtbank de toedeling c.q. overdracht van de aandelen niet betrokken heeft in de onderhaive echtscheidingsprocedure, is er op grond van het voorwaardelijke verzoek van de vrouw thans geen aanleiding een door de man te betalen uitkering tot haar levensonderhoud vast te stellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [datum] ;
4.2.
bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
4.3.
bepaalt dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om in de woning aan het adres [straat 1] [plaats] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als zij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
4.4.
stelt de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap met betrekking tot de woning als volgt vast:
4.4.1.
bepaalt dat de vrouw een taxateur, niet zijnde makelaar [naam] , dient in te schakelen om de vrije verkoopwaarde van de woning omstreeks de beschikkingsdatum te laten bepalen, waarbij iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de taxatie te dragen;
4.4.2.
bepaalt dat de vrouw uiterlijk zes maanden na deze beschikking aan de man kenbaar dient te maken of zij in staat is de woning tegen getaxeerde waarde geleverd te krijgen, zodanig dat de man wordt ontslagen is uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening op deze woning en hij de helft van de overwaarde inclusief zijn aandeel in het beleggingsproduct met [nummer] ontvangt, waarbij ieder partij gehouden is de helft van de kosten ter zake van de levering aan de vrouw te dragen;
4.4.3.
bepaalt dat indien de man niet uit de hoofdelijkheid kan worden ontslagen en/of zijn aandeel in de overwaarde niet kan ontvangen, de woning alsnog verkocht dient te worden;
4.4.4.
bepaalt dat partijen, indien de woning verkocht dient te worden, binnen zeven maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand gezamenlijk opdracht tot verkoop verstrekken aan een makelaar tegen een door partijen overeen te komen vraagprijs;
4.4.5.
bepaalt dat, indien zij niet binnen zeven maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand een gezamenlijke opdracht tot verkoop hebben gegeven, ieder van hen afzonderlijk bevoegd is tot het verstrekken van een opdracht tot verkoop aan de makelaar die de onder 4.4.1 bedoelde taxatie heeft verricht;
4.4.6.
bepaalt dat, indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt, welke prijs dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning;
4.4.7.
bepaalt dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de prijs waarvoor de woning aan een derde verkocht wordt, deze zal worden bepaald door de makelaar op de wijze als in rechtsoverweging 3.3.11. bepaald;
4.4.8.
bepaalt dat beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en de levering van de woning aan de koper;
4.4.9.
bepaalt dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
4.4.10.
bepaalt dat de op de woning rustende hypothecaire schuld bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zullen worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
4.4.11.
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen;
4.4.12.
bepaalt dat het aan de hypothecaire geldlening gekoppelde beleggingsproduct dient te worden afgekocht en dat de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld, dan wel in mindering wordt gebracht op de restschuld;
4.5.
stelt vast dat partijen in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk het volgende zijn overeengekomen:
4.5.1.
aan man wordt toegedeeld, althans hij behoudt:
  • de helft van het saldo op rekening [nummer] per datum opheffing;
  • de helft van het saldo op rekening [nummer] per datum opheffing;
  • het saldo op rekening [nummer] per datum opheffing;
  • de reeds bij hem in gebruik zijnde inboedelgoederen;
  • het schilderij ‘Poedelvrouw’;
  • het schilderij ‘Godzilla Boy’;
  • het schilderij ‘Leeuwenjong’;
  • het schilderij ‘Olifanten’;
  • een van de panoramafoto’s van Nieuw-Zeeland, tweede keus;
  • het Boek “Lord of the Rings’, voor hem gesigneerd;
  • de ring met groene steen uit zijn familie;
  • de tekening ‘Dinosaurus’ van Sean Bolton, gesigneerd voor de man;
  • het Mark Ryden boek;
  • de Dick Smith Horror Make-up kit;
  • de kolomboormachine;
  • de blauwe metalen verstek zaag;
  • de metalen au bain-mariebak met rekken;
  • de grijze stanley gereedschapskoffer op wieletjes;
  • de pioneer versterker;
  • twee grote zwarte boxen;
  • de boetseer tooltjes;
  • de plastic gremlin poppetjes;
  • de Venim plastic modelkit pop ongeschilderd;
  • de collectie boeken zoals blijkt uit de foto’s die als productie 10 namens de man zijn ingediend;
  • de Dick Smith cursus;
  • de Cinefix tijdschriften;
  • de make-up artist magazines;
  • de bedrijfscompressor;
  • de blauwe 3-fasenstroom compressor;
  • de silair airbrush-compressor;
  • de eerste iwata airbrush;
  • twee maten grijzen bureau ladenkasten met drie laden;
  • de memert Depex grote oven;
  • de kenwood mixer;
  • de gipsvacuummenger/triller met toebehoren;
  • twee acrylaat-drukpannen;
  • alle tandheelkundige instrumenten;
  • polijstschijfjes, hoekstukken etc.;
  • de Bosch koelkast;
  • de kleine oven;
  • twee grote ronde gipsschuurschijfmachines;
  • de grijze analoge weegschaal;
  • de tandheelkundige boormachine met glasplaat;
  • de grijze metalen tandheelkundige ladekast met acht laden;
  • het plastic zilveren koffertje met zwarte hoeken;
  • al het tandheelkundig materiaal waaronder articulatoren, acrylaatpoeders en vloeistoffen, bijtlepels, wasstaven, wasplaatjes, tandwaaiers, tandenacrylaat;
  • de Gispen grijze metalen ladekast met twaalf laden;
  • de kapperskruk op wielen;
  • de Leitz diaprojector;
  • de glazen langwerpige thermometers;
  • het volledige menselijke skelet;
  • het saldo op rekening [nummer] ;
  • het saldo op rekening [nummer] ;
  • het saldo op rekening [nummer] voor een bedrag van € 31.191,19 en de helft van het meerdere, onder verwijzing naar hetgeen is opgenomen in ro. 3.10;
  • de lijfrenteverzekering Aegon [nummer] ;
  • de helft van de afkoopwaarde van beleggingsverzekering Reaal [nummer]
  • de op zijn naam staande auto;
  • de op zijn naam staande motor met kenteken [kenteken] ;
4.5.2.
de man is gehouden de schuld aan zijn moeder te dragen, onder vrijwaring van de vrouw ter zake;
4.5.3.
aan de vrouw wordt toegedeeld, althans zij behoudt:
  • de helft van het saldo op rekening [nummer] per datum opheffing;
  • de helft van het saldo op rekening [nummer] per datum opheffing;
  • het saldo op de Ardantarekening [nummer] ;
  • de reeds bij haar in gebruik zijnde inboedelgoederen;
  • het schilderij ‘Ballerina’;
  • het schilderij ‘Island Bay’;
  • een van de panoramafoto’s van Nieuw-Zeeland, eerste keus;
  • het boek ‘Lord of the Rings’, voor partijen beiden gesigneerd.
  • het saldo op rekening [nummer] ;
  • het saldo op rekening [nummer] ;
  • het saldo op rekening [nummer] ;
  • het saldo op rekening [nummer] ;
  • de helft van het saldo op rekening [nummer] voor zover dit een bedrag van € 31.191,19 overstijgt, onder verwijzing naar hetgeen is opgenomen in ro. 3.10;
  • de lijfrenteverzekering Aegon [nummer] ;
  • de helft van de afkoopwaarde van beleggingsverzekering Reaal [nummer]
  • de op haar naam staande auto
4.5.4.
de man is gehouden aan de vrouw een bedrag van € 484,- te voldoen in het kader van voornoemde vermogensrechtelijke afwikkeling;
4.6.
verklaart voormelde nevenvoorzieningen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.E. de Koning, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.S. Kuijken op 25 oktober 2017.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden..