3.3.Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [straat 1] te [plaats] . Op deze woning is een hypothecaire geldlening gevestigd met [nummer] , met een daaraan verpand beleggingsproduct met [nummer] .
3.3.1.De vrouw wenst de woning toegedeeld te krijgen. De man stelt dat de woning verkocht moet worden en verzoekt de vrouw te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van de in deze te wijzen beschikking, onvoorwaardelijk en onherroepelijk haar medewerking te verlenen aan de opdrachtverlening aan [naam] Makelaardij o.og. kantoorhoudende te [plaats] aan de [straat 2] , dan wel een door de rechtbank aan te wijzen makelaarskantoor, waarbij partijen in onderling overleg met de makelaar een verkoopprijs dienen te bepalen en de vrouw te veroordelen de woning open te stellen voor bezichtiging door potentiele kopers en alles na te laten wat aan de totstandkoming van een koopovereenkomst in de weg staat. Daarbij verzoekt het een door de vrouw te betalen dwangsom te bepalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de vrouw na betekening van de beschikking in gebreke blijft aan deze veroordelingen te voldoen.
3.3.2.De man onderbouwt zijn standpunten ten aanzien van de verkoop van de woning met een beroep op het feit dat de vrouw sinds mei 2014 alleen in de woning verblijft, zij niet in staat is de woning zelfstandig te financieren en dat het niet lukt in onderling overleg afspraken te maken.
3.3.3.De vrouw wenst de woning te behouden maar stelt de mogelijkheden van financiering pas te kunnen onderzoeken als zij duidelijkheid heeft over voorzetting van de onderneming.
3.3.4.De vrouw heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden. De man verzoekt dit verzoek af te wijzen omdat hij vreest dat de vrouw met een beroep hierop het te koop zetten van de woning en/of de uiteindelijke verkoop en levering zal belemmeren, maar heeft geen bezwaar tegen bewoning door de vrouw, mits de woning niet eerder wordt verkocht.
3.3.5.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar de afgelopen periode nog niet mogelijk is geweest de financiering van de gehele woning door haar te onderzoeken. Mede gelet op het belang dat de kinderen hechten aan het behoud van de woning, acht de rechtbank het passend dat de vrouw nog gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand het voortgezet gebruik van de woning behoudt, waarbij zij deze periode kan benutten om alsnog te onderzoeken of zij de woning zelfstandig kan financieren en de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
3.3.6.Om de vrouw in de gelegenheid te stellen de financiering van de woning te onderzoeken, zal de woning op korte termijn moeten worden getaxeerd. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de vrouw iedere makelaar met uitzondering van makelaar [naam] te Amstelveen kan benaderen om deze taxatie te laten verrichten en dat de taxatie omstreeks de datum van deze beschikking zal geschieden. Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de taxatie te dragen.
3.3.7.De rechtbank zal bepalen dat de vrouw uiterlijk zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de man kenbaar dient te maken of zij in staat is de woning tegen de getaxeerde waarde geleverd te krijgen, zodanig dat de man ontslagen wordt uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening op deze woning en hij de helft van de overwaarde inclusief zijn aandeel in het beleggingsproduct met [nummer] ontvangt, waarbij iedere partij gehouden is de helft van de kosten ter zake de levering aan de vrouw te dragen.
3.3.8.Indien de woning niet aan de vrouw kan worden toegedeeld, zal de rechtbank conform artikel 3:185 BW de verdeling van de woning vast stellen en wel aldus dat de verkoop van deze woning wordt gelast.
3.3.9.Voornoemde verkoop zal dienen te geschieden door een gezamenlijke opdracht van partijen aan de makelaar die de taxatieopdracht heeft ontvangen. Indien partijen niet binnen zeven maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking gezamenlijk een makelaar daartoe opdracht hebben gegeven, is ieder van partijen zelfstandig bevoegd de makelaar die de taxatie heeft verricht opdracht tot verkoop te geven.
3.3.10.Partijen zullen in overleg met de makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs.
3.3.11.Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zo ver die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten en kunnen bepalen.
3.3.12.Beide partijen zijn gehouden aan deze verkoop en de daaropvolgende overdracht mee te werken.
3.3.13.Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
3.3.14.Na verkoop en overdracht van de voormalige echtelijke woning wordt de verkoopopbrengst, na aflossing van de hypothecaire schulden, gelijkelijk tussen partijen verdeeld, dan wel zal ieder van partijen de helft van de restschuld als eigen schuld dragen en betalen. In dit kader dient het aan de hypothecaire lening beleggingsproduct te worden afgekocht en zal de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen worden verdeeld, dan wel in mindering worden gebracht op de restschuld.