ECLI:NL:RBAMS:2017:793

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
13/728198-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige prostituee

Op 14 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 18 oktober 2016 en 31 januari 2017. De officier van justitie, mr. J.F. de Boer, had de verdachte aangeklaagd voor verschillende seksuele handelingen met een minderjarige, geboren in 1996, die zich als prostituee had aangeboden. De verdachte, geboren in 1971, had op 11 februari 2014 gereageerd op een advertentie van de minderjarige, die zich voordeed als ouder dan zij daadwerkelijk was.

Tijdens de zittingen heeft de verdachte verklaard dat hij naar het afgesproken adres was gegaan, maar dat er geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden omdat de minderjarige een hoger bedrag vroeg dan was afgesproken. De officier van justitie betwistte de verklaring van de verdachte en stelde dat er voldoende bewijs was voor de ontucht, onder andere op basis van sms-berichten en telefoongesprekken. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de ten laste gelegde ontucht. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de afspraak daadwerkelijk was doorgegaan en dat de verklaring van de verdachte niet relevant was voor de bewezenverklaring.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat er geen bewijs was voor daadwerkelijk seksueel contact. De beslissing werd genomen door mr. A.J. Dondorp, voorzitter, en mrs. M.R. Jöbsis en F.W. Pieters, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C. Heijnen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728198-15 (Promis)
Datum uitspraak: 14 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 18 oktober 2016 en 31 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.F. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.A.Th. Lemmers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2014 in de gemeente Diemen, in elk geval elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met [naam] , geboren op [geboortedatum] 1996 die zich (onder de werknaam " [werknaam] " en/of " [werknaam 1] ") beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, welke ontucht bestond uit
- het aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en/of de vagina van die [naam] en/of
- het doen aanraken van en/of doen wrijven over en/of doen trekken aan zijn, verdachtes, penis door die [naam] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [naam] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat verdachte op 11 februari 2014 via www.seksjobs.nl heeft gereageerd op een advertentie van de minderjarige [naam] , die zich in de advertentie aanbood als de negentienjarige ‘ [werknaam 1] ’.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 31 januari 2017 erkend dat hij de afspraak heeft gemaakt en dat hij naar het afgesproken adres is gereden. Volgens verdachte is het toen echter niet tot seks gekomen omdat het meisje dat hij aantrof opeens een veel hoger bedrag vroeg dan was afgesproken. Ze vertelde hem dat hij om de hoek van het gebouw kon pinnen. Verdachte vertrouwde het naar eigen zeggen niet en is vertrokken.
Volgens de officier van justitie komt de verklaring van verdachte leugenachtig en ongeloofwaardig over. Uit het telefoonverkeer blijkt volgens de officier van justitie dat verdachte bereid was om voor bepaalde handelingen meer te betalen. De verklaring van verdachte dat hij op het afgesproken adres is geweest en is vertrokken zonder seks te hebben gehad heeft verdachte eerst ter terechtzitting afgelegd. Bij de politie kon hij zich niets herinneren. ‘ [werknaam 1] ’ heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij altijd wel seks had met klanten. De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat wel seksuele handelingen, in ieder geval pijpen heeft plaatsgevonden en dat daarmee de ontucht bewezen kan worden verklaard.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs bestaat voor de ten laste gelegde ontucht. Uit de sms’jes en telefoongesprekken blijkt wel van een afspraak , maar er is geen bewijsmiddel waaruit blijkt dat deze afspraak daadwerkelijk doorgang heeft gevonden, terwijl verdachte het doorgaan van de afspraak ter zitting heeft ontkend. De enkele omstandigheid dat ‘ [werknaam 1] ’ heeft verklaard dat zij (voor zover zij zich herinnerde) altijd wel seks had met klanten maakt dit niet anders, reeds omdat daaruit niet zonder meer volgt dat verdachte daadwerkelijk een klant van haar is geweest. Nu er aldus geen bewijs is voor daadwerkelijk seksueel contact, is de vraag of verdachtes verklaring al dan niet geloofwaardig is, niet meer relevant. Immers kan een gebrek aan geloofwaardigheid bij die stand van zaken niet tot bewezenverklaring leiden.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Heijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2017.