ECLI:NL:RBAMS:2017:793
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige prostituee
Op 14 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige prostituee. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 18 oktober 2016 en 31 januari 2017. De officier van justitie, mr. J.F. de Boer, had de verdachte aangeklaagd voor verschillende seksuele handelingen met een minderjarige, geboren in 1996, die zich als prostituee had aangeboden. De verdachte, geboren in 1971, had op 11 februari 2014 gereageerd op een advertentie van de minderjarige, die zich voordeed als ouder dan zij daadwerkelijk was.
Tijdens de zittingen heeft de verdachte verklaard dat hij naar het afgesproken adres was gegaan, maar dat er geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden omdat de minderjarige een hoger bedrag vroeg dan was afgesproken. De officier van justitie betwistte de verklaring van de verdachte en stelde dat er voldoende bewijs was voor de ontucht, onder andere op basis van sms-berichten en telefoongesprekken. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de ten laste gelegde ontucht. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de afspraak daadwerkelijk was doorgegaan en dat de verklaring van de verdachte niet relevant was voor de bewezenverklaring.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat er geen bewijs was voor daadwerkelijk seksueel contact. De beslissing werd genomen door mr. A.J. Dondorp, voorzitter, en mrs. M.R. Jöbsis en F.W. Pieters, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C. Heijnen.