ECLI:NL:RBAMS:2017:7956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
AMS 17/5805
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanvraag omgevingsvergunning voor bouwproject

Op 1 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [verzoeker], verbonden aan Stichting Blije Buren, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van twee units. Het college had de aanvraag van Stichting Blije Buren niet in behandeling genomen, omdat het bouwplan niet verwezenlijkt kon worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag niet als een verzoek van een belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat het college aannemelijk had gemaakt dat het bouwplan niet gerealiseerd kon worden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het besluit van het college naar verwachting in bezwaar stand zou houden. Tevens werd het verzoek om vrijstelling van griffierecht afgewezen, omdat dit te laat en niet onderbouwd was ingediend. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Looij, en is definitief, er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5805

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2017 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam

(gemachtigde: O.W. Anderson),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

(gemachtigde: mr. C. Vissers).
Als belanghebbende heeft aan de procedure deelgenomen:
Stichting de Alliantie, te Hilversum.
Partijen worden hierna [verzoeker] , het college en de Alliantie genoemd.

Procesverloop

Op 21 september 2017 heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning van Stichting Blije Buren niet in behandeling genomen (het besluit).
[verzoeker] – verbonden aan Blije Buren – heeft namens de stichting tegen het besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een spoedmaatregel (een voorlopige voorziening) te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2017. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 1] . Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [naam 2] . Voor de Alliantie is verschenen: [naam 3] .

Overwegingen

Verzoek vrijstelling griffierecht
1.1.
Volgens de wet moet diegene die een verzoek om een voorlopige voorziening indient griffierecht betalen aan de rechtbank. Maar deze verplichting mag tegelijkertijd geen barrière vormen om naar de rechter te kunnen stappen. De persoon die vanwege zijn financiële situatie door de verplichting griffierecht te betalen geen toegang tot de rechter krijgt, kan vragen om vrijstelling. [verzoeker] heeft één dag voor de zitting gevraagd om vrijstelling.
1.2.
Op de zitting heeft de voorzieningenrechter het verzoek om vrijstelling afgewezen, omdat het verzoek laat is ingediend en bovendien in het geheel niet is onderbouwd met objectieve gegevens. Ook blijkt uit het dossier dat Blije Buren wel in staat is geweest zijn aanvraag om een omgevingsvergunning te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, opgesteld door een extern bureau. Voor een dergelijk advies moet men in de regel betalen. Onder deze omstandigheden kan de voorzieningenrechter geen betalingsonmacht aannemen en niet oordelen dat het moeten betalen van griffierecht het onmogelijk of uiterst moeilijk maakt om een procedure te starten bij de rechter.
1.3.
Het griffierecht is na de afwijzing op de zitting aan de kas van de rechtbank door [verzoeker] voldaan. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarmee ontvankelijk.
Besluitvorming en standpunt college
2.1.
Op 21 juni 2017 heeft Blije Buren een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van twee units op de locatie [adres]
2.2.
Het college heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Op het betreffende perceel is namelijk al een omgevingsvergunning verleend voor een project van de Alliantie. Blije Buren heeft geen reëel belang bij de aanvraag omdat de eigenaar van het vergunde project zich verzet tegen het project van Blije Buren. Dit project kan dus niet gerealiseerd worden. Blije Buren is daarom geen belanghebbende bij haar aanvraag en van een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geen sprake, aldus het college.
Standpunt [verzoeker]
3. [verzoeker] is het niet eens met het besluit van het college. [verzoeker] stelt dat hij wel belang heeft bij zijn aanvraag en dat dat belang reëel en substantieel is. Hij hekelt verder de procedures van de gemeente en stelt dat de gemeente mensen willens en wetens kapot maakt. [verzoeker] stelt dat het college ten onrechte niet voor het project van Blije Buren heeft gekozen.
Beoordeling voorzieningenrechter
4.1.
De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Zij let daarbij op de belangen van partijen, waarbij zij een afweging moet maken tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Als hoofdregel geldt dat geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het besluit rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
4.2.
De voorzieningenrechter let in deze zaak op rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in bouwzaken: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Volgens die rechtspraak wordt een aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op de door hem ingediende aanvraag. Dit is anders indien aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Zie voor deze rechtspraak bijvoorbeeld de uitspraak van 27 juli 2017, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RVS:2017:2002.
4.3.
Het college heeft in dit geval aannemelijk gemaakt dat het door Blije Buren ingediende bouwplan niet verwezenlijkt kan worden. De gemeente Amsterdam en niet aanvrager Blije Buren is namelijk eigenaar van de grond waarop de aanvraag betrekking heeft. Als eigenaar van de grond heeft de gemeente Amsterdam Blije Buren ook meermaals laten weten dat hij zich uitdrukkelijk verzet tegen realisatie van haar project. Daar komt bij dat het college aan de Alliantie een omgevingsvergunning heeft verleend voor een ander project: een vierlaags woongebouw met een tijdelijke instandhoudingstermijn van tien jaar. Op de zitting is duidelijk geworden dat de fundering van dat gebouw al is gelegd, dat de bouw van het woongebouw al is begonnen en dat de verwachte opleveringsdatum van het gebouw voor Kerst 2017 is. Voor de voorzieningenrechter blijkt hieruit overduidelijk dat het college nu en in ieder geval voor een periode van tien jaar niet van plan is aan Blije Buren een omgevingsvergunning te verlenen.
4.4.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwplan niet kan worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende en daarom niet als een aanvraag om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Het college heeft het verzoek daarom terecht niet als een aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling genomen.
Conclusie
5.1.
Het besluit van het college zal naar verwachting in bezwaar standhouden. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening te treffen afwijst.
5.2.
Omdat [verzoeker] in het ongelijk wordt gesteld, bestaat voor een proceskostenveroordeling of bepaling dat het griffierecht wordt vergoed geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2017.
de griffier
de voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
De beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening is definitief: daartegen kan geen hoger beroep worden ingesteld.