In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WOZ-beschikking. De eiser, een huurder van een woning in de vrije sector, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 355.500 voor het kalenderjaar 2016. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de eiser volgens hem geen belang had bij de WOZ-beschikking, zoals vereist door artikel 28 van de Wet WOZ. De rechtbank bevestigde deze beslissing en oordeelde dat huurders in de vrije sector geen formeel belang hebben bij de WOZ-waarde, aangezien deze waarde geen invloed heeft op hun huurprijs. De rechtbank stelde vast dat het belang van de eiser, dat betrekking had op de voorlichting van de gemeente over het maken van bezwaar, niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor ontvankelijkheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.