In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen TMG Personeel B.V. en [verweerster]. TMG had op 23 juni 2017 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, nadat zij de vaststellingsovereenkomst, die op 22 maart 2017 was ondertekend door [verweerster] en [naam 2], hoofd HR van TMG, buiten rechte had vernietigd. TMG stelde dat de vaststellingsovereenkomst nietig was, omdat [naam 2] niet de juiste volmacht had om deze overeenkomst te ondertekenen, en er sprake was van belangenverstrengeling, aangezien [naam 2] de partner van [verweerster] was. De kantonrechter oordeelde dat de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst door TMG doel had getroffen en dat de arbeidsovereenkomst tussen TMG en [verweerster] voortduurde. De kantonrechter concludeerde dat [verweerster] verwijtbaar had gehandeld door de overeenkomst te laten ondertekenen door haar partner, en dat dit de reden was voor TMG om het ontbindingsverzoek in te dienen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 november 2017, en [verweerster] kreeg een transitievergoeding van € 12.102,14 bruto toegewezen. De overige vorderingen van [verweerster] werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.