Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd waren. De vrouw verzocht om echtscheiding en stelde dat het huwelijk duurzaam was ontwricht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de zaak behandeld ter terechtzitting op 3 oktober 2017. De partijen, beiden met de Nederlandse en Turkse nationaliteit, hebben hun huwelijk in [plaats] voltrokken op [datum]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en man in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw heeft een vordering van € 48.212,= op de man ontvangen na de levering van de voormalige echtelijke woning aan hem.
De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. De vrouw en man hebben beiden recht op de helft van de sieraden en munten, die in de kluis van de vrouw zijn opgeslagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gouden sieraden, die tijdens het huwelijk zijn verkregen, in de gemeenschap vallen en dat de vrouw niet heeft aangetoond dat deze aan haar zijn verknocht. De rechtbank heeft ook de studieschuld van de man in de verdeling betrokken, waarbij beide partijen draagplichtig zijn voor deze schuld. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en man beoordeeld en heeft de meer of anders verzochte zaken afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, binnen drie maanden na dagtekening van de beschikking.