ECLI:NL:RBAMS:2017:8401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
13/702250-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake skimming van een pinautomaat met gebruik van skimapparatuur

Op 16 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van skimapparatuur en het beschadigen van een pinautomaat. De verdachte, geboren in 1973 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 26 juli 2017 in Amsterdam aangehouden na een melding van een oplettende getuige die verdachte had gezien bij de pinautomaat van een bank. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 2 november 2017 heeft de officier van justitie, mr. C.J. van Aert, de vordering tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten ingediend. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een camera, een kaartlezer en het beschadigen van de pinautomaat door het verwijderen van verlichting en het knippen van elektrische bedrading.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij hij skimapparatuur had voorhanden gehad met de intentie om een misdrijf te plegen, zoals omschreven in artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de pinautomaat had beschadigd door de verlichting te verwijderen en de bedrading door te knippen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de teruggave van in beslag genomen goederen aan de bank gelast. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702250-17 (Promis)
Datum uitspraak: 16 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren volgens de dagvaarding te [geboorteplaats] , volgens de opgave van verdachte ter terechtzitting te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. van Aert, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
1.
op of omstreeks 26 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk skimapparatuur, te weten
- een camera en/of
- een kaartlezer en/of
- tien, althans één of meer pas(sen) en/of magneetkaarten
althans samenstelsel(s) van elektronica en/of gegevens en/of stoffen en/of voorwerpen (met behulp waarvan betaalpassen en/of (waarde)kaarten die voorzien zijn van een magneetstrip uit kunnen worden gelezen en/of met behulp waarvan gegevens, voorkomende op betaalpassen en/of (waarde)kaarten kunnen worden opgeslagen), voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die samenstelsel(s) van elektronica, en/of gegevens en/of stoffen en/of voorwerpen bestemd was/waren tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, artikel 226 eerste lid onder 2-3 en artikel 231, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf/misdrijven;
2.
op of omstreeks 26 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een pinautomaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bank] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door uit/in die pinautomaat verlichting te verwijderen en/of elektrische bedrading door te knippen en/of zogenoemde skimapparatuur te plaatsen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten en heeft dit als volgt onderbouwd.
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan bewezen worden verklaard dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht tot het plegen van een in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht genoemd misdrijf. Verdachte heeft niet ontkend dat hij bij de betreffende pinautomaat was en heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid. Ook kan worden vastgesteld dat hij de pinautomaat heeft beschadigd.
Zijn handelingen kunnen slechts op één manier worden uitgelegd, namelijk dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad die gericht waren op het vervalsen van betaalkaarten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit. Hij heeft zijn standpunt als volgt onderbouwd.
Skimmen op de oude manier is niet meer mogelijk. Sinds de komst van de bankpas met chip en afschaffing van (het gebruik van) de magneetstrip kunnen pasgegevens niet meer worden gekopieerd. Vastgesteld kan worden dat in deze zaak gepoogd is pincodes af te kijken teneinde daarmee rekeninghouders onrechtmatig geld afhandig te maken. Hoe dit kennelijke doel zou zijn moeten bereikt, is niet duidelijk geworden. Het is hoogst onzeker dat het een eerste stap is naar het vervaardigen van valse bankpassen. De voortschrijdende techniek heeft andere scenario’s dan het vervaardigen van passen of kaarten mogelijk en waarschijnlijk gemaakt. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad die bestemd waren tot het plegen van het feit van artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Daarom dient verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
In geval de rechtbank overweegt verdachte hier wel voor te veroordelen, dient de zaak aangehouden te worden voor het verrichten van nader onderzoek aan de items 1 t/m 4.
Wat betreft feit 2 dient verdachte, afgezien van de referte, vrijgesproken te worden van het onderdeel “en/of zodoende skimapparatuur te plaatsen”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewezenverklaring van het ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de pinautomaat van de [bank] op de [adres] te Amsterdam op 26 juli 2017 een mini-camera en een kaartlezer zijn aangetroffen en dat deze in die pinautomaat gemonteerde voorwerpen in beginsel geschikt zijn om daarmee pasgegevens en pincodes te kopiëren en/of te registreren. Van twee zogenoemde PCB’s (
printed circuit boardsof elektronische circuits, waarvan één een kaartlezer) kan worden verwacht dat daarmee enerzijds data van een aangeboden betaalpas kunnen worden uitgelezen en met een bepaalde radiofrequentie kunnen worden verzonden en anderzijds de aldus verzonden gegevens kunnen worden ontvangen en weggeschreven naar een geheugen. Met de camera konden pincodes afgekeken worden. Het moet er voor worden gehouden dat de onderzochte apparatuur een geavanceerde manier van het vroegere skimmen van niet geïntegreerde schakelingen betrof, waartoe de onderzochte voorwerpen blijkens onderzoek bestemd waren.
Er zijn in de beschrijving van de beelden van de in de pinautomaat aangetroffen mini-camera en in de verklaring van de getuige [getuige 1] , die heeft gezien dat verdachte iets op de plaats van een verlichtingsunit in de pinautomaat, waar het cameraatje werd aangetroffen, klikte en daarbij een ook klikgeluid hoorde, zeer sterke aanwijzingen te vinden dat verdachte in ieder geval het cameraatje daarin heeft geplaatst. Verdachte heeft toegegeven dat hij bij de pinautomaat stond, maar heeft daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven, terwijl de situatie daar wel om vroeg.
Gezien de uit een oogpunt van frauderen met betaalpassen onmiskenbare samenhang tussen de onderzochte kaartlezer en het cameraatje moet op grond van het voorgaande de conclusie worden getrokken dat verdachte déze voorwerpen voorhanden heeft gehad met als doel een in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht genoemd misdrijf te plegen. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbank ziet geen noodzaak om nader onderzoek te laten verrichten, zoals door de raadsman subsidiair is verzocht, aangezien de thans beschikbare stukken voldoende informatie bevatten om ook zonder nader onderzoek tot een oordeel te kunnen komen omtrent de geschiktheid van de apparatuur.
De onder 2 ten laste gelegde beschadiging van de pinautomaat kan eveneens bewezen worden verklaard.
4.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de volgende bewijsmiddelen, die ieder worden gebruikt ten aanzien van de verschillende feiten waar deze betrekking op hebben, tot het oordeel dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder
1. en 2 ten laste gelegde feiten.
1.
Het proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2017158924-1 van 26 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 4 tot en met 5).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [medewerker] , zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij de [bank] als adviseur veiligheidszaken en bevoegd om aangifte namens het bedrijf te doen. Op 26 juli 2017 omstreeks 09.00 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale van de [bank] . Ik kreeg het verzoek om ter plaatse te gaan naar de pinautomaat aan de [adres] te Amsterdam waar mogelijk een vernieling en poging fraude had plaatsgevonden. Omstreeks 10.30 uur kwam ik aan bij de pinautomaat. Ik hoorde van de politie dat zij een man hadden aangehouden. De politie had in de verlichting rechts bovenin een camera aangetroffen. Ik hoorde dat deze verlichting is verwijderd en in beslag is genomen. Ook hoorde ik dat de verdachte de originele verlichting verwijderd had van de pinautomaat. Ik constateerde dat de verlichting rechts bovenin de pinautomaat was weggehaald en was doorgeknipt. Tijdens onderzoek op locatie merkte ik dat de sticker waarop staat ‘voer hier uw pas in’ onder de pasinvoer anders was dan normaal. Normaal zit hier een plastic kapje overheen. Ik voelde dat er achter de sticker iets zat wat daar niet hoorde. Ik trok de sticker rechtsboven voorzichtig los. Ik zag een printplaatje achter de sticker zitten dat niet op deze pinautomaat thuis hoort. De monteur van de NCR en de politie hebben het paslezersblok volledig nagekeken. Zij troffen een metalen plaatje aan wat daar niet thuis hoort. Uit ervaring weet ik dat deze onderdelen samen gebruikt worden om passen van klanten te skimmen en via de camera de pincode af te lezen.

2.Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2017158924-6 van

26 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 34 tot en met 35).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
Op 26 juli 2017 omstreeks 08.15 uur liep ik op de [adres] ter hoogte van huisnummer [adres] te Amsterdam. Ik liep ter hoogte van de [bank] pinautomaat. Ik zag een man voor de pinautomaat staan. Toen ik langsliep, zag ik de man rechts boven in de automaat, bij het lampje, bezig was. Ik zag dat hij er iets in klikte. Ook hoorde ik een klikgeluid. Vervolgens liep de man meteen weg richting de [straat] . Toevallig reed er een politieauto voorbij. Zij hebben de desbetreffende man aangehouden op mijn aanwijzen.

3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2017158924-10 van

26 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde blz. 37 tot en met 43).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
Ik stond bij de pinautomaat.

4.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017158924-4 van

26 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde blz. 6 tot en met 7).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 27 juli 2017 (de rechtbank leest: 26 juli) omstreeks 08:30 uur bevonden wij ons op de [adres] te Amsterdam. Aldaar zagen wij dat er een man stond die ons wenkte ter hoogte van de [adres] , de pinautomaat van de [bank] . Deze man gaf later op te zijn genaamd: [getuige 1] . [getuige 1] verklaarde ons: “Ik heb gezien dat de man die daar wegloopt iets op de pinautomaat van de [bank] plakte”. Wij zagen dat [getuige 1] wees in de richting van een man welke gekleed ging in een zwarte jas met daaronder een rood poloshirt en een blauwkleurige spijkerbroek. Wij zagen dat de onderlinge afstand tussen de getuige en deze man ongeveer vijf meter was. Wij zijn onmiddellijk achter de man aangereden. Wij zagen dat de man liep op het voetpad van de [adres] in de richting van [straat] . Gekomen ter hoogte van de hoek [straat] met de Droogbak spraken wij de man, welke later opgaf te zijn genaamd: [verdachte] . Wij zagen dat [verdachte] een gespannen indruk maakte. Wij zagen dat [verdachte] een zwartkleurig heuptasje bij zich droeg. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag in het heuptasje van [verdachte] een klein formaat schroevendraaier liggen en een doorzichtig plastic plaatje. Inmiddels hoorden wij via onze portofoon van de eenheid 1321 dat zij een onderzoek hadden ingesteld bij de pinautomaat van de [bank] op de [adres] en dat er opnameapparatuur op was aangebracht, zijnde een camera welke kennelijk bestemd was om de pincode van pinnende bezoekers van de pinautomaat op te nemen; ons ambtshalve bekend als skimming. Hierop hebben wij verdachte [verdachte] op woensdag 26 juli 2017 te 08:35 uur aangehouden.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017158924-7, met bijlagen, van 26 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 8 tot en met 11).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 26 juli 2017 te 08:15 uur waren wij gevraagd of wij naar de [adres] wilden gaan alwaar mogelijk een pinautomaat zou zijn met skimapparatuur. Wij zijn ter plaatse gegaan. Wij werden op de [adres] ter hoogte van perceel [adres] aangesproken door een man, [getuige 1] , die getuige was geweest van het plaatsen van de skimapparatuur. Wij hoorden [getuige 1] zeggen: “Het gaat om deze pinautomaat. Ik zag dat een man bij het rechter lampje aan het rommelen was”. Wij zagen dat [getuige 1] naar de pinautomaat van de [bank] wees die bij perceel [adres] was gevestigd. Hierop hebben wij naar de pinautomaat gekeken. Wij hebben de lampjes bekeken die aan de linker en rechter bovenkant van de automaat zaten. Deze lampjes zitten op een plek waar je geen handelingen hoeft te verrichten voor het opnemen van geld. Wij zagen dat er in de linker schroef van het rechter lampje een cameralens zat. Forensische opsporing is ter plaatse gekomen.
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat de collega met een schroevendraaier het rechterlampje verwijderde. Hij kon dit doen zonder dat hij de schroeven moest losdraaien. Het lampje zat er als het ware in geklikt. Nadat het lampje was verwijderd, zag ik dat er op de plaats waar het led lampje hoort te zitten twee losse draadjes hingen. Deze draadjes waren doorgeknipt, mogelijk om zo het originele lampje te verwijderen en de camera te plaatsen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] hoorde dat de verdachte was weggelopen over de [adres] in de richting van de [straat] . Op de [straat] was de verdachte linksaf geslagen richting de Droogbak. Op de Droogbak was de verdachte vervolgens aangehouden. Ik heb vervolgens dezelfde route gelopen die de verdachte ook gelopen zou hebben. Op de [straat] ter hoogte van perceel 6 zag ik het originele led lampje van de pinautomaat op de grond liggen. Tevens lag naast het led lampje het voorzetstukje van het lampje. Deze goederen zijn tevens door collega’s van de Forensische Opsporing meegenomen voor onderzoek.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017158924-8, met bijlagen, van 26 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 16 tot en met 27).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 5] , heb eerder bij de verdachte [verdachte] een plastic plaatje aangetroffen. Dit plaatje is door mij inbeslaggenomen. Samen met collega’s hebben wij het plastic plaatje bekeken. Wij zagen dat het plaatje mogelijk afkomstig kon zijn van de pinautomaat.
Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 1] hebben het inbeslaggenomen plaatje (foto 2) voor de pinautomaat gehouden (foto 3) en zagen dat deze ontbrak bij de pinautomaat (foto 4). Wij zagen dat het plaatje paste op de pinautomaat (foto 5). Wij zagen dat er achter de sticker skimapparatuur zat (foto 6). Wij troffen in de sleuf van de pinautomaat nog meer skimapparatuur aan (foto 7). Al het skimapparatuur wordt overgedragen aan de collega’s van Forensische Opsporing, die gaan het in beslag nemen en onderzoeken.
7.
Het aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1300-2017158924-17, met bijlagen, van 24 oktober 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (niet doorgenummerd).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 26 juli 2017 omstreeks 08:50 uur werden wij gebeld in verband met het vermoeden dat er “SKIM” apparatuur aangebracht was op een geldautomaat. Door een getuige was gezien dat er iemand erg lang bij de geldautomaat stond en handelingen verrichtte. De man werd na een korte achtervolging aangehouden, maar had tijdens zijn vlucht goederen weggegooid. De weggegooide goederen leken op onderdelen van een geldautomaat. Deze goederen waren naast de geldautomaat geplaatst.
Op woensdag 26 juli 2017 om 09:05 uur waren wij ter plaatse op adres [adres] te Amsterdam bij een [bank] geldautomaat en werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een fraude met betaalproducten, gepleegd op woensdag 26 juli 2017 te 08:35 uur. Tijdens het ingestelde onderzoek werden foto’s gemaakt waarvan 9 afdrukken, genummerd 01 tot en met 09, zijn weergegeven in een fotomap, die als bijlage deel uitmaakt van dit proces-verbaal.
Op een stenen rand zagen wij onderdelen liggen die leken op de lichtunits van de geldautomaat (zie foto 2). De lichtunits van de geldautomaat werden door ons gecontroleerd. Wij zagen dat de linker lichtunit origineel was, maar dat de rechter lichtunit gemanipuleerd was. Na het verwijderen van de modificatie zagen wij dat de originele bedrading van de lichtunit doorgeknipt was (zie foto’s 3 tot en met 5). Wij zagen aan de onderdelen, die vermoedelijk door de verdachte weggegooid waren, dat ook deze bedrading doorgeknipt was en dat deze er soortgelijk uit zag als die van de pinautomaat (zie foto 6 en 7).
Wij zagen dat het aangebrachte “SKIM’ materiaal, geïmproviseerd materiaal om pinpassen te kopiëren en pincodes te kunnen uitlezen, uit diverse onderdelen bestond. Wij zagen aan de buitenzijde een origineel kapje van de lichtunit met 1 originele schroef en op de plaats van de tweede schroef een geïmproviseerde schroef met een camera (zie foto 8). Aan de binnenzijde van de lichtunit een printplaatje, tape, bedrading en een batterij (zie foto 9).
Tijdens herstel werkzaamheden werd door een monteur van de geldautomaat een kaartlezer aangetroffen onder een plastic afdekplaatje waar een “ [bank] ” sticker op bevestigd was met de tekst: “Voer hier uw pas in” (zie foto 3).
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering
en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Sporendrager(s)
Goednummer : PL1300-2017158924-5426825
SIN : AAJY5432NL
Bijzonderheden : Lichtunit met geprepareerde camera
Goednummer : PL1300-2017158924-5426828
SIN : AAJY5433NL
Bijzonderheden : Lichtunit verwijderd door de dader en draden doorgeknipt
Goednummer : PL1300-2017158924-5426829
SIN : AAJY5434NL
Bijzonderheden : Geprepareerd afdekkapje onder de pas invoer
Goednummer : PL1300-2017158924-5426830
SIN : AAJY5435NL
Bijzonderheden : Geïmproviseerde kaartlezer uit pas invoer [bank] geldautomaat.
8.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017158924, met bijlage, van 20 september 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (blz. 1 tot en met 13).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op maandag 18 september 2017 werden aan mij een aantal goederen voor nader onderzoek aangeboden door een collega van de afdeling Forensische Opsporing. Deze goederen zouden mogelijk zijn gebruikt om pasgegevens en/of pincodes te achterhalen voor frauduleuze doeleinden (ook wel skimmen genoemd):
Item 1 - Goednummer: 5426830, SIN: AAJY5435NL
Item 2 - Goednummer: 5426829, SIN: AAJY5434NL
Item 3 - Goednummer: 5426825, SIN: AAJY5432NL
Item 4 - Goednummer: 5426828, SIN: AAJY5433NL.
Door het onderzoeksteam werd mij verzocht de gegevensdrager te onderzoeken en de aanwezige data inzichtelijk te maken. Daarnaast werden specifieke onderzoeksvragen geformuleerd.
In verband met de beantwoording van onderzoeksvragen 2 (Heeft het cameraatje gewerkt?) en 3 (Staat er materiaal op het geheugenkaartje?) heb ik als eerste het micro SD-kaartje uit item 3 verwijderd. Ik heb deze micro SD-kaart aangesloten op mijn onderzoekscomputer en een bewijsbestand van dit kaartje gemaakt. Vervolgens heb ik dit bewijsbestand bekeken. Ik zag dat het micro SD-kaartje een map met de naam “VIDEO” bevatte. In de map met de naam “VIDEO” zag ik veertig (40) video-bestanden. Vermoedelijk zijn dit opgeslagen videobeelden welke gemaakt zijn met het minuscule cameraatje welke ik zag in het inbusgaatje van één van de schroeven van item 3.
Ik heb het eerste videobestand geopend en bekeken. Ik, verbalisant, zag dat het beeld de eerste 15 minuten en 18 seconden zwart bleef. 15 minuten en 19 seconden na het opstarten zag ik opeens beeld. Ik zag een hand dichtbij de camera die een aantal onbekende handelingen uitvoert, vermoedelijk wordt hier het item 3 aangebracht in de pinautomaat.
Op 15 minuten en 27 seconden zijn de handelingen aan item 3 over en zag ik een toetsenbordje van een pinautomaat in beeld. Ik zag dat de man die het item heeft aangebracht op de pinautomaat voor de pinautomaat stond. Ik zag dat deze meteen na de handelingen aan item 3 een zwart schoudertasje opent. Ik zag dat deze man bruine schoenen draagt met daarboven een blauwe spijkerboek, een rood shirt en daarover heen een donkere jas.
Vanaf 27 minuten en 34 zag ik vanaf de rechterzijde twee politieagenten in uniform in beeld
komen vanaf de rechterzijde.
Ten aanzien van onderzoeksvraag 2 kan ik zeggen dat het cameraatje dus zeer waarschijnlijk wel heeft gewerkt.
Ten aanzien van onderzoeksvraag 3 kan ik zeggen dat het geheugenkaartje inderdaad materiaal bevat.
9.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017158924 van 27 oktober 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T221 (blz. 1 tot en met 6).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 10 oktober 2017 zijn de onderstaande in beslag genomen items mij aangeboden voor
onderzoek. Aangeboden items:
1. Schakeling : NFC reader module + RF module
Aantal : 1
Goednummer : 5426830
SIN : AAJY5435NL
Inhoudende : grijskleurige plaat voorzien van:
• 1 x PCB (Printed Circuit Board)
• 1 x Antenne (spoelvormig)
• 1 x Batterij (3 Volt)
• 1 x IC1 SR869C (868MHz resonator)
• 1 x IC2 TLV2333 (versterker)
2. Schakeling : RF module + Gegevensopslag module
Aantal : 1
Goednummer : 5426829
SIN : AAJY5434NL
Inhoudende : kunststof plaatje voorzien van:
• 2 x PCB (printed Circuit Board)
• 1 x antenne (draad, lengte circa 90mm)
• 1 x accu (3,7 volt)
• 1 x schakelaar
• 1 x IC3 TDA5210 (868MHz receiver)
• 1 x IC4 ATJ3315 (microcontroller)
• 1 x IC5 29F64G08AAMEI (NAND geheugenchip van 8GB)
• 1 x sticker met opschrift: “voer hier uw pas in”
3. Schakeling : Mini-DV camera module
Aantal : 1
Goednummer : 5426825
SIN : AAJY5432NL
Inhoudende : grijskleurig balk voorzien van:
• 1 x PCB (Printed Circuit Board)
• 1 x camera
• 2 x accu (3,7 volt)
• 1 x microfoon
• 1 x micro-SD kaart houder
• 1 x micro-SD kaart (32GB)
4. Schakeling : Verlichtingsmodule (LED)
Aantal : 1
Goednummer : 5426828
SIN : AAJY5433NL
Inhoudende : grijskleurige balk voorzien van:
• 1 x PCB (Printed Circuit Board)
• 10 x LED (Light Emitting Diode).
Voor wat betreft item 3 (mini-DV camera module) is reeds vast komen te staan dat deze schakeling in staat is om bewegende beelden op te nemen en deze op te slaan op het eveneens onder item 3 aanwezige geheugen in de vorm van een micro-SD geheugenkaartje.
De onderzoeksvragen 2 (Heeft het cameraatje gewerkt?) en 3 (Staat er materiaal op het
geheugenkaartje?) zijn hiermee reeds beantwoord. Uit de beelden komt tevens naar voren dat de betreffende elektronica geschikt is om heimelijk een ingetoetste pincode te registreren en op te slaan.
Ik zag dat de configuratie onder item 1 bestond uit vijf onderdelen en dat deze onderdelen met elkaar waren verbonden met behulp van geleidende contacten. Tevens zag ik dat de antenne spoelvormig was vervaardigd hetgeen overeenkomt met de antennes die gebruikt worden om informatie via NEC vanaf gegevensdragers te lezen. NFC staat voor Near Field Communication en betreft een contactloze communicatiemethode met een maximaal bereik van ongeveer 10 centimeter. Zoals bekend is een groot deel van de huidige, in omloop zijnde, betaalpassen voorzien van NFC functionaliteit zodat hiermee contactloos kan worden betaald.
De aanwezige antenne als onderdeel van item 1 zou gezien de constructie in staat kunnen zijn dergelijke communicatie te “lezen”.
Gezien de aanwezigheid van de antenne, de batterij en de twee IC’s verwacht ik dat dit elektronisch circuit onder item 1 vervaardigd is met als doel de data van een aangeboden betaalpas, voorzien van NFC, te lezen en de gelezen informatie vervolgens versterkt te verzenden via een radio frequentie op 868MHz.
Ik zag dat item 2 uit onderdelen bestond die met elkaar waren verbonden met behulp van geleidende contacten.
Gezien de aanwezigheid van ICl SR869C (868MHz resonator) en de aanwezigheid van IC3 (de 868MHz receiver), de accu’s en de aangesloten DATA pin op de microfoon ingang van de MP3-speler, verwacht ik dat het elektronisch circuit onder item 2 vervaardigd is met als doel de data van een aangeboden betaalpas, voorzien van NFC, via de radiofrequentie 868MHz van de configuratie onder item 1 te ontvangen en via de + pool van de microfoonaansluiting ‘op te nemen’ en weg te schrijven naar het aanwezige geheugen in de vorm van IC5.
Er zijn derhalve aanwijzingen gevonden dat er sprake is van draadloze transmissie/communicatie tussen item 1 en item 2.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 26 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk apparatuur, te weten
- een camera en
- een kaartlezer
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat dat samenstelsel van elektronica bestemd was tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
2.
op 26 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een pinautomaat, toebehorende aan [bank] , heeft beschadigd door in die pinautomaat verlichting te verwijderen, elektrische bedrading door te knippen en apparatuur te plaatsen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest.
Daarbij heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat er geen aanleiding is om af te wijken van de geldende richtlijnen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een eventueel op te leggen straf de duur van de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis niet dient te overschrijden. Mocht de rechtbank wel een langere straf opleggen, dan bepleit de raadsman om dit uitsluitend in voorwaardelijke vorm te doen. Bij een bewezenverklaring van beide feiten is het voorstel van de raadsman om een straf van 12 maanden op te leggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de prangende persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een camera en een kaartlezer voorhanden gehad op een wijze waardoor hij voorbereidingen heeft getroffen voor het vervalsen van betaalpassen. Dankzij een oplettende getuige die de politie heeft ingeschakeld, is voorkomen dat dat ook daadwerkelijk heeft kunnen gebeuren.
Daarmee zou een inbreuk zijn gemaakt op het vertrouwen dat door de consument in het elektronisch betalingsverkeer wordt gesteld. Vertrouwen in het elektronisch betalingsverkeer is van groot economisch en maatschappelijk belang. Het ondermijnen van dit vertrouwen kan een maatschappelijke en economische ontwrichting met zich brengen.
Met zijn handelingen heeft verdachte bovendien de pinautomaat beschadigd. Daarmee heeft hij de [bank] onnodig schade en overlast bezorgd. Deze schade en overlast wordt voorts ervaren door de houders van de bankrekeningen die door het handelen van verdachte in potentie slachtoffer worden van diefstal. Verdachte is slechts uit geweest op zijn eigen gewin zonder rekening te houden met de gevolgen voor anderen. Slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van langere duur vormt dan ook een passende reactie.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Creditcard Kl: Blauw, RAIFFEISEN VISA, 5424796
2 1.00 STK Bankbescheiden, COMMERCIAL BANK Betaalkrt, 5424852 uit Bulgarije
3 1.00 STK Niet te definieren goedere, Hoesje, 5424869 plastic doorzichtig hoesje van pinautomaat
4 1.00 STK Creditcard Kl: Goud, MASTERCARD, 5424798
5 1.00 STK Creditcard Kl: Rood, VISA, 5424799
6 1.00 STK Creditcard Kl: Rood, CIRRUS, 5424799
7 1.00 STK Creditcard Kl: Blauw, BARCLAY Visa, 5424807
8 1.00 STK Creditcard Kl: Blauw, VISA, 5424808
9 1.00 STK Creditcard Kl: Blauw, METRO Mastercard, 5424843 uit Noorwegen
10 1.00 STK Bankbescheiden, VISA Betaalkrt, 5424848
11 1.00 STK Bankbescheiden, VISA Betaalkrt, 5424850.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 genoemd voorwerp teruggegeven dient te worden aan [bank] en dat de overige voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 234 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [bank] van het op de beslaglijst onder 3 genummerd voorwerp.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en W.M. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2017.