Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zaak betreft de aanwezigheid van cocaïne en hennep in een pand in Amsterdam, waar de verdachte op 10 mei 2017 meerdere keren in en uit is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 1,153 kilogram cocaïne en 2,9 kilogram hennep voorhanden heeft gehad, evenals diverse goederen die bestemd waren voor de bewerking van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en de bijbehorende goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn frequente aanwezigheid in het pand en de omstandigheden waaronder de drugs werden aangetroffen, wel degelijk wetenschap had van de situatie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van 18 maanden, met daarnaast een geldboete van 7.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een rol speelde in een georganiseerd verband en dat de bewezen feiten in een groter geheel van drugshandel passen. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, omdat niet kon worden aangetoond dat het geld was verkregen door de bewezen verklaarde strafbare feiten.