ECLI:NL:RBAMS:2017:8586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
13/730025-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Albanië, die beschuldigd werd van het vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen, specifiek cocaïne en heroïne. De zaak kwam voort uit een anonieme tip die leidde tot observaties door de politie op 10 mei 2017. De verdachte werd gezien terwijl hij een pand betrad en kort daarna weer verliet met een tas. Na observatie door de politie werd hij gevolgd en uiteindelijk aangehouden. In de auto van de verdachte, een Volvo, werd een verborgen ruimte ontdekt met daarin drie tassen met in totaal 5,492 kilogram cocaïne en 2,004 kilogram heroïne. De verdachte ontkende kennis te hebben van de drugs en beweerde voor een Albanese organisatie te werken, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen.

De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor het vervoer van de drugs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de verdovende middelen had vervoerd en aanwezig had gehad. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 35 maanden op, evenals een geldboete van 3.860 euro. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen Volvo verbeurd, aangezien deze was gebruikt voor het vervoer van de drugs. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730025-17 (Promis)
Datum uitspraak: 5 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortegegevens] 1978,
[adresgegevens] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van der Venn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Slijters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 mei 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (ongeveer) 10 pakketten bevattende 5,492 kilogram cocaïne en/of 2.004 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
In de vordering wijziging tenlastelegging is opgenomen dat het zou gaan om 2,004 gram heroïne, hetgeen de rechtbank beschouwt als een kennelijke schrijffout en verbeterd leest als 2.004 gram heroïne. Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan daar geen misverstand over bestaan. Verdachte is hierdoor dan ook niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 10 mei 2017 is het pand aan de [adres] te [plaats] geobserveerd naar aanleiding van een anonieme tip dat daar een grote hoeveelheid verdovende middelen of een groot geldbedrag aanwezig zou zijn. Politieagenten hebben verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) bij het pand naar binnen zien gaan, dat hij enkele minuten later weer verliet met een half gevulde, kleine Albert Heijntas verliet en in zijn auto, een Ford, stapte. Politieagenten hebben [verdachte] gevolgd en hebben gezien dat hij de Ford dubbel parkeerde bij een Volvo. Politieagenten hebben gezien dat [verdachte] het linker achterportier van de Volvo opende en een zwaaiende beweging maakte richting de achterbank. Ook is gezien dat [verdachte] een tijdje aan het rommelen was bij de kofferbak van de Volvo. Vervolgens is gezien dat [verdachte] weer naar het linker achterportier ging, half op de achterbank kroop, daar enige momenten aan het rommelen was, vervolgens weer naar de kofferbak liep, in de kofferbak boog en daar enige momenten aan het rommelen was. [verdachte] heeft vervolgens de Volvo afgesloten, is weggereden en is ongeveer een half uur later teruggekomen bij de Volvo. In de tussentijd heeft de politie in de Volvo gekeken en niets op de achterbank zien liggen. Bij terugkomst heeft [verdachte] de Volvo gestart en deze uit het parkeervak gereden. Vervolgens is hij door de politie aangehouden en is de Volvo doorzocht. In de Volvo is een verborgen ruimte aangetroffen met daarin drie tassen, waaronder een kleinere en grotere Albert Heijntas. In alle drie de tassen zaten verpakte blokken verdovende middelen. In totaal is er 5,492 kilo cocaïne en 2,004 kilogram heroïne aangetroffen. [verdachte] heeft ter plaatse verklaard dat de Volvo van hem is, dat er noch een verborgen ruimte, noch verdovende middelen in de auto aanwezig waren en dat hij voor de politie, voor de Albanese organisatie [naam organisatie] , werkt. [verdachte] heeft de politie een badge en een legitimatiebewijs van deze organisatie, voorzien van een goedgelijkende pasfoto, laten zien.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, waarbij zij het medeplegen echter niet bewezen acht.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de tas die verdachte uit de woning meenam, ook de Albert Heijntas is die in de Volvo is aangetroffen. De politieagenten hebben niet geverbaliseerd dat verdachte een kleine Albert Heijntas in de Volvo slingerde, waardoor er een mogelijkheid bestaat dat de Albert Heijntas nog in de Ford lag. Daarbij is verdachte meteen aangehouden en heeft hij niet met de Volvo gereden. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat hij verdovende middelen heeft vervoerd. Ook heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte geen wetenschap had van de verdovende middelen in de auto. Dit heeft hij tegen de politieagenten ter plaatse verklaard. Ook is niet gezien dat verdachte bij de verborgen ruimte zat te rommelen. Daar komt bij dat niet is onderzocht of de Volvo op zijn naam staat en dat niet kan worden vastgesteld van wie de tassen met verdovende middelen zijn en door wie deze in de auto zijn gestopt. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het vervoeren als het voorhanden hebben van verdovende middelen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het ten laste gelegde
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen wetenschap had van de verdovende middelen in de Volvo. Gezien is nu juist wél dat [verdachte] aan het rommelen was bij de achterbank en in de kofferbak van de Volvo; dus precies op de plek waar de verborgen ruimte in de Volvo zat. In die verborgen ruimte zijn vervolgens drie tassen aangetroffen, waaronder twee Albert Heijntassen, met daarin 5,492 kilogram cocaïne en 2,004 kilogram heroïne. Verdachte heeft bovendien tegen de politie verklaard dat de Volvo van hem is. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte geloofwaardig, omdat hij de auto met een sleutel opende en er mee weg reed. Dat niet is onderzocht of de auto ook op zijn naam staat, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, doet daar niet aan af. De juridische eigendom van de auto is in dit verband niet zozeer van belang. De rechtbank constateert dat verdachte in het ruime uur voor zijn aanhouding feitelijk de bezitter van de auto was, dat geen andere persoon in beeld is gekomen die op dat moment iets met deze auto van doen had en dat verdachte zichzelf als de eigenaar heeft aangeduid. Nu verdachte ook later nadien niets heeft verklaard, noch anderszins iets is gebleken dat aanleiding zou kunnen geven voor de gedachte dat iemand anders enige bemoeienis met deze auto heeft gehad, kan vastgesteld worden dat verdachte de feitelijke gebruiker van deze auto is en dus in grote lijnen weet wat zich in de auto bevindt. Vervolgens zijn nog op twee van de in de verborgen ruimte gevonden tassen met drugs vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Enig scenario waarbij verdachte dan toch niet op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van deze drugs in zijn auto is vrijwel ondenkbaar. Nu verdachte bovendien geen enkele, de redengevendheid van het tegen hem gepresenteerde bewijsmateriaal ontzenuwende verklaring heeft gegeven, concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat deze drugs zich in de auto bevonden. Hoewel het bewijs van zijn wetenschap van de aanwezigheid van de drugs daarmee al rond is, verdient nog opmerking dat verdachte bij zijn aanhouding ongevraagd tegen de politie heeft beweerd dat hij voor de politie werkte en heeft hij zich gelegitimeerd met een identiteitsbewijs van een Albanese organisatie genaamd [naam organisatie] . Volgens Albanese autoriteiten bestaat er geen politie-instantie met de naam [naam organisatie] en worden dergelijke documenten vaker gebruikt door om criminele activiteiten zoals de handel in verdoende middelen te verhullen. Het feit dat [verdachte] in het bezit was van een dergelijk legitimatiebewijs en kennelijk reden zag om genoemde verklaring te geven voor zijn aanwezigheid in de Volvo, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte zich goed had voorbereid en dat hij wetenschap had van aanwezigheid van de verdovende middelen in de Volvo. Kennelijk probeerde hij de ontdekking van die drugs te voorkomen door zich voor te doen als een politieman; een andere verklaring voor zijn gedrag is niet aannemelijk geworden en heeft verdachte zelf ook niet gegeven. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte verdovende middelen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake is van vervoer van de verdovende middelen. De politieagenten hebben geverbaliseerd dat verdachte met de Volvo het parkeervlak is uitgereden. Pas daarna is verdachte aangehouden. Hierdoor acht de rechtbank bewezen dat hij de drie tassen met verdovende middelen heeft vervoerd. De rechtbank tekent daarbij aan dat de zaak daarmee voor wat de strafmaat betreft in dit geval niet anders komt te liggen dan wanneer alleen het bezit zou zijn bewezen.
Ten aanzien van medeplegen
Ten aanzien van het tezamen en in vereniging plegen van het ten laste gelegde bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. De rechtbank zal verdachte van het medeplegen van dit feit vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 mei 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 10 pakketten bevattende 5,492 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en 2.004 gram van een materiaal bevattende heroïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de hoeveelheden die bij verdachte zijn aangetroffen en opgemerkt dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt of wordt gesproken over bruto- of nettogewicht van de verdovende middelen. Daarbij merkt de raadsvrouw op dat in soortgelijke zaken een lagere gevangenisstraf is opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een veroordeling vreemdelingrechtelijke gevolgen kan hebben voor verdachte. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsvrouw verzocht de verbeurdverklaring af te wijzen, omdat er geen verband is tussen het ten laste gelegde feit en het geldbedrag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ongeoorloofde bezit van een grote hoeveelheid verdovende middelen. Het gaat daarbij om voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen, te weten om cocaïne en heroïne. De verspreiding van en de handel in cocaïne en heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, terwijl ook het gebruik ervan vaak gepaard gaat met door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze middelen, hetgeen vaak overlast voor de samenleving meebrengt. Het betreft een dusdanige hoeveelheid en wijze van verpakking dat sprake is van een zogenaamde handelsindicatie.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken. Daarbij is er vanuit gegaan dat de bewezenverklaarde hoeveelheden de nettohoeveelheden zijn, zoals blijkend uit de onderzoeksrapporten. De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij blijkens het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juli 2017 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden komt naar voren dat het bewezen geachte feit in georganiseerd verband is gepleegd. Daar komt bij dat verdachte in het bezit was van twee auto’s, zich bij zijn aanhouding heeft gelegitimeerd met een vals identiteitsbewijs en dat hij een kennelijk leugenachtige verklaring heeft gegeven over [naam organisatie] . De rechtbank overweegt dat deze omstandigheden er blijk van geven dat verdachte goed voorbereid te werk ging. Dit alles weegt de rechtbank in stafverzwarende zin mee.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 35 maanden zoals door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden is.
De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte zich heeft ingelaten met de handel in drugs om er geld mee te verdienen en ook daadwerkelijk geld heeft verdiend. Juist het oogmerk van financieel gewin is immers reden om dit soort feiten te plegen. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte ook een geldboete van 3.860 euro op te leggen, het bedrag dat verdachte bij zich had toen hij werd aangehouden.
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen Volvo, nummer 27 op de lijst met in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, aangezien deze auto aan verdachte toebehoort en met behulp hiervan het bewezen geachte is begaan.

9.De lijst met in beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen, genummerd 1 en 27, verbeurd te verklaren, de nummers 2, 3 en 4 te onttrekken aan het verkeer en de nummers 5 tot en met 16 terug te geven aan de rechthebbende.
De rechtbank zal bepalen dat de goederen die kunnen worden gerelateerd aan de organisatie [naam organisatie] , nummers 2 en 4, zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat met behulp van deze voorwerpen de opsporing van het bewezen geachte is belemmerd en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De goederen met nummers 1 en 5 tot en met 16, moeten aan verdachte worden terug gegeven. Ten aanzien van het teruggeven van het geldbedrag merkt de rechtbank op dat niet blijkt dat dit bedrag is verkregen door het bewezen verklaarde strafbare feit (het geld is niet verkregen door de tenlastegelegde verdovende middelen aanwezig te hebben en te vervoeren) zodat verbeurdverklaring niet mogelijk. Nu er geen conservatoir beslag op dit geldbedrag rust, bestaat er voor de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het gelasten van de teruggave aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c en 55, eerste lid, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
35 (vijfendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
geldboetevan
€ 3.860,00 (drieduizendachthonderdzestig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
hechtenisvan
48 (achtenveertig) dagen.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
  • Itemnummer 5384627 – Geld Euro 3.860,00
  • Itemnummer 5384588 – 1.00 STK Paspoort
  • Itemnummer 5384607 – 1.00 STK Legitimatiebewijs GRIEKENLAND
  • Itemnummer 5384618 – 1.00 STK Zaktelefoon BLACKBERRY
  • Itemnummer 5384620 – 1.00 STK Zaktelefoon BLACKBERRY
  • Itemnummer 5385261 – 2.00 STK Sleutel
  • Itemnummer 5385253 – 1.00 STK Certificaat
  • Itemnummer 5385254 – 1.00 STK Vergunning
  • Itemnummer 5385255 – 1.00 STK Document
  • Itemnummer 5385256 – 1.00 STK Document
  • Itemnummer 5385257 – 1.00 STK Sleutel
  • Itemnummer 5385258 – 1.00 STK Sleutel
  • Itemnummer 5385260 – 1.00 STK Afstandsbediening FYSIC
  • Itemnummer 5391386 – 1.00 STK Zaktelefoon BLACKBERRY
  • Itemnummer 5398409 – 1.00 DVS Administratie
Verklaart verbeurd:
 V-nummer 2802671909 – Personenauto Volvo S40 kenteken [nummer]
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Itemnummer 5384582 – 1.00 STK Legitimatiebewijs [bedrijfsnaam]
  • Itemnummer 5384607 – 1.00 STK Legitimatiebewijs GRIEKENLAND
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.F. Ferdinandusse, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2017.