ECLI:NL:RBAMS:2017:8847

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
13/751833-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Duitsland toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel met vertrouwensbeginsel

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 2 oktober 2017, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 8 september 2017 door het Openbaar Ministerie in Dresden was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982 en momenteel gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van zware mishandeling, mishandeling meermalen gepleegd en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Tijdens de openbare zitting werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en verklaarde hij dat de in het EAB vermelde personalia correct waren. De rechtbank onderzocht de grondslag en inhoud van het EAB, dat verwees naar een vonnis van het Kantongerecht Dresden van 18 maart 2015 en een herroeping van 16 december 2016. De opgeëiste persoon had mogelijk al een deel van de straf in Duitsland uitgezeten, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om aan de juistheid van de informatie in het EAB te twijfelen. De rechtbank ging uit van het vertrouwensbeginsel tussen de rechterlijke autoriteiten binnen de EU.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering werd toegestaan, zodat de opgeëiste persoon zijn vrijheidsstraf van 12 maanden in Duitsland kan ondergaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751833-17
RK nummer: 17/6298
Datum uitspraak: 23 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 oktober 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 september 2017 (ontvangen op 25 september 2017) door het Openbaar Ministerie in Dresden (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 november 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R. van der Weide, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het Kantongerecht Dresden van 18 maart 2015, in combinatie met de herroeping van het Kantongerecht Dresden van 16 december 2016 (BwR231 Ds 315 Js 58314/12).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 12 maanden door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting bevestigd dat hij zowel in de procedure die tot het vonnis heeft geleid als in de procedure die tot de herroeping heeft geleid, in persoon aanwezig is geweest.
3.1.
Genoegzaamheid
De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij mogelijk de straf, in ieder geval een deel daarvan, al in Duitsland heeft uitgezeten. De raadsman heeft op grond daarvan betoogd dat het EAB op dit punt niet duidelijk is. De raadsman heeft vergeefs geprobeerd om met de Duitse advocaat van de opgeëiste persoon in contact te komen. De officier van justitie had hier na de voorgeleiding vragen over moeten stellen aan de Duitse autoriteiten. De zaak hoeft evenwel niet aangehouden te worden omdat de opgeëiste persoon er de voorkeur aan geeft dit zo spoedig mogelijk zelf in Duitsland uit te zoeken.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In het EAB is vermeld dat de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht voor het ondergaan van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Er is daarbij vermeld dat de opgeëiste persoon nog 12 maanden moet uitzitten.
De rechtbank gaat - behoudens uitzonderingen - op grond van het tussen rechterlijke autoriteiten binnen de Europese Unie bestaande vertrouwensbeginsel uit van de juistheid van deze informatie. De enkele niet onderbouwde stelling dat de opgeëiste persoon denkt een deel van de straf reeds uitgezeten te hebben, is onvoldoende om niet van de juistheid van deze gegevens in het EAB uit te gaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Zware mishandeling
en
Mishandeling, meermalen gepleegd.
en
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Openbaar Ministerie in Dresden voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. J. Edgar en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]