ECLI:NL:RBAMS:2017:885

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 786
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake verstrekking uittreksel BRP aan derde partij

Op 17 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin [de persoon] bezwaar maakte tegen de verstrekking van zijn persoonsgegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) aan een advocatenkantoor. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam had op 26 januari 2017 besloten om deze gegevens te verstrekken, wat leidde tot het verzoek van [de persoon] om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 15 februari 2017 was [de persoon] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het advocatenkantoor niet verscheen.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter stelde vast dat het advocatenkantoor een derde is in de zin van de Wet BRP en dat het college de gegevens kan verstrekken. [de persoon] voerde aan dat de verstrekking zijn persoonlijke levenssfeer zou schaden, vooral omdat zijn ex-echtgenote ook advocaat is en hij en zijn gezin bedreigd worden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de belangen van het advocatenkantoor om de gegevens te ontvangen zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van [de persoon].

De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar stand zal houden en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Het college kan de gevraagde gegevens aan het advocatenkantoor verstrekken. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/786

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2017 in de zaak tussen

[de persoon] , te Amsterdam,

(gemachtigde: mr. W. Albers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

het college
(gemachtigde: J.C. Tomson).
Derde partij: advocatenkantoor “ [naam] ” te Alkmaar
(gemachtigde mr. M. Vermeij).

Procesverloop

In het besluit van 26 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft het college aan [de persoon] meegedeeld dat uiterlijk op 9 februari 2017 persoonsgegevens van hem aan “ [naam] ” zullen worden verstrekt.
[de persoon] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2017. [de persoon] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. “ [naam] ” is zoals tevoren schriftelijk meegedeeld niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Aanleiding voor het besluit.
2.1
Op 29 juli 2016 heeft mr. M. Vermeij namens “ [naam] ” aan het college verzocht om een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) van [de persoon] . Dit in verband met een gerechtelijke incassoprocedure tegen [de persoon] .
2.2
Het college heeft [de persoon] hiervan in kennis gesteld op 17 oktober 2016. Het college heeft daarbij gewezen op artikel 3.21, tweede lid, van de Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP). Na het uitblijven van een reactie hierop heeft het college op 21 november 2016 het voornemen geuit de gevraagde gegevens binnen twee weken te zullen verstrekken als geen reactie zal worden ontvangen. Op 1 december 2016 heeft [de persoon] meegedeeld dat hij niet wil dat zijn gegevens aan “ [naam] ” worden verstrekt.
Het besluit
3.1
In het bestreden besluit heeft het college overwogen dat de belangen die [de persoon] in zijn brief van 1 december 2016 aanvoert, niet opwegen tegen de belangen van ” [naam] ” om een procedure tegen hem te kunnen opstarten. Het college heeft meegedeeld dat de gevraagde gegevens op 9 februari 2017 zullen worden verstrekt.
Beoordeling van het verzoek door de voorzieningenrechter
4.1
Het uittreksel is aangevraagd door “ [naam] ” omdat zij een vordering op [de persoon] hebben in verband met nog door [de persoon] te betalen kosten van rechtsbijstand.
4.2
Niet is in geschil dat “ [naam] ” een derde is als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet BRP aan wie door het college op verzoek gegevens kunnen worden verstrekt.
4.3
[de persoon] wenst afgifte van het uittreksel BRP aan “ [naam] ” te voorkomen. Allereerst omdat het uittreksel is gevraagd voor een procedure waarbij “ [naam] ” zelf partij is. De voorzieningenrechter begrijpt dit standpunt zo dat [de persoon] meent dat sprake is van een schending van regel 7 onder 4 van de Gedragsregels 1992 van de Nederlandse orde van advocaten. Volgens die regel is het de advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden behoudens een aantal gevallen. In de toelichting op deze regel staat echter dat deze regel niet geldt voor een advocaat die bij gebreke van betaling van zijn declaratie zijn cliënt aanspreekt. Dit laatste is hier het geval. Nog daargelaten de vraag of het college dit had kunnen of moeten toetsen bij de aanvraag, staat de hiervoor genoemde gedragsregel er niet aan in de weg dat het college het uittreksel BRP aan “ [naam] ” verstrekt.
4.4
Over de persoonlijke belangen van [de persoon] die aan verstrekking van het uittreksel BRP in de weg zouden staan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Op grond van artikel 3.21, tweede lid, van de Wet BRP verstrekt het college de gegevens indien de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad. [de persoon] heeft ter zitting toegelicht dat verstrekking van het uittreksel hem in zijn privésfeer ernstige schade zal toebrengen. Zo is zijn ex-echtgenote ook advocaat en worden hij en zijn gezin door haar bedreigd.
4.5
[de persoon] heeft niet weersproken dat zijn adres bekend is bij “ [naam] ”. Het uittreksel waarom is verzocht, is een formeel vereiste om een faillissementsprocedure aanhangig te kunnen maken. Dit blijkt ook uit de brief van de griffier van het team insolventies van de rechtbank aan “ [naam] ”. Zoals het college ter zitting verder heeft toegelicht, staan op het gevraagde uittreksel van het BRP alleen de gegevens van [de persoon] en niet van anderen die op zijn adres wonen. De voorzieningenrechter ziet onder deze omstandigheden geen zwaarwegend belang aan de kant van [de persoon] op grond waarvan het college niet zou kunnen overgaan tot het verstrekken van het gevraagde uittreksel. Ook ziet de voorzieningenrechter in de door [de persoon] aangevoerde belangen en omstandigheden geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
4.6
Ook heeft [de persoon] aangevoerd dat een medewerker van het college [betrokkene] ) heeft toegezegd dat het uittreksel niet zal worden verstrekt totdat op zijn bezwaren is beslist. Dit standpunt heeft het college ter zitting gemotiveerd bestreden. Het college heeft toegelicht dat een dergelijke toezegging na het indienen van bezwaar door de juridische afdeling kan worden gedaan en niet door een baliemedewerker die het uittreksel BRP afgeeft. Omdat ook uit niets blijkt dat de baliemedewerker een toezegging zou hebben gedaan, een baliemedewerker bovendien niet een daartoe bevoegde ambtenaar is en van de kant van [de persoon] een onderbouwing van zijn standpunt ontbreekt, slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Niet gebleken is van een aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen, gedaan door een daartoe bevoegd persoon.
4.7
Zoals het college ter zitting heeft toegezegd, zal het college wachten met verstrekken van het uittreksel BRP tot dat op het verzoek is beslist.
Conclusie
5.1
Gelet op het voorgaande zal het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar kunnen standhouden. Ondanks de gestelde belangen van [de persoon] ziet de voorzieningenrechter daarom ook geen aanleiding om een voorziening te treffen. Het verzoek wordt dus afgewezen en het college kan het uittreksel BRP aan “ [naam] ” verstrekken.
5.2
Voor een proceskostenveroordeling of een teruggave van het griffierecht door het college bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: BG