In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Bisschop, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. D.R. de Vries. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een bewonersvergunning (parkeervergunning) voor haar appartement in het vergunninggebied Oost 2. De gemeente had deze aanvraag afgewezen, omdat er al acht bewonersvergunningen waren verleend op het adres van eiseres en volgens de Parkeerverordening 2013 maximaal één vergunning per zelfstandige woning kan worden verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woonruimte van eiseres voldoet aan de definitie van een zelfstandige woning, zoals omschreven in de Parkeerverordening 2013. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte had gesteld dat de woning van eiseres geen zelfstandige woning was, omdat deze niet kon worden aangemerkt als onderwerp van een goederenrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de gemeente vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de gemeente verplicht werd om de bewonersvergunning alsnog te verlenen aan eiseres.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat de gemeente in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 990,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.