ECLI:NL:RBAMS:2017:9108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3639
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een parkeervergunning aan een appartementseigenaar beheerd door een coöperatieve woonvereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Bisschop, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. D.R. de Vries. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een bewonersvergunning (parkeervergunning) voor haar appartement in het vergunninggebied Oost 2. De gemeente had deze aanvraag afgewezen, omdat er al acht bewonersvergunningen waren verleend op het adres van eiseres en volgens de Parkeerverordening 2013 maximaal één vergunning per zelfstandige woning kan worden verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de woonruimte van eiseres voldoet aan de definitie van een zelfstandige woning, zoals omschreven in de Parkeerverordening 2013. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte had gesteld dat de woning van eiseres geen zelfstandige woning was, omdat deze niet kon worden aangemerkt als onderwerp van een goederenrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de gemeente vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de gemeente verplicht werd om de bewonersvergunning alsnog te verlenen aan eiseres.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat de gemeente in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 990,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3639

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Bisschop),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een bewonersvergunning (parkeervergunning) afgewezen.
Bij besluit van 17 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres woont op het adres [adres] (voorheen [adres 1] ) te [woonplaats] en heeft verweerder verzocht haar een bewonersvergunning te verlenen.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd deze vergunning te verlenen omdat op dit adres acht bewonersvergunningen zijn verleend en in deelvergunninggebied Oost 2 maar maximaal één bewonersvergunning per zelfstandige woning wordt verleend. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de Parkeerverordening 2013.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het adres waar eiseres woont is gelegen in vergunninggebied Oost 2 .
3.2.
Uit artikel 4 van het Uitwerkingsbesluit parkeerverordening Stadsdeel Oost 2016 blijkt dat het vergunningenplafond per (deel)vergunninggebied Oost 2 in totaal 4.400 bewonersvergunningen en bedrijfsvergunningen gezamenlijk bedragen.
3.3.
Artikel 9 van de Parkeerverordening 2013 bepaalt, voor zover van belang, dat het aantal te verlenen bewonersvergunningen per zelfstandige woning maximaal één bewonersvergunning bedraagt.
4.1.
Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat het adres [adres] bestaat uit zestien appartementen die allemaal voldoen aan de definitie van zelfstandige woning zoals neergelegd in artikel 1, aanhef en onder qq, van de Parkeerverordening 2013. Het appartement van eiseres heeft een eigen toegang en is niet afhankelijk van wezenlijke voorzieningen buiten de woning. Het pand waarin zich haar appartement bevindt wordt beheerd door de [vereniging] . Ter zitting heeft eiseres nader toegelicht dat zij geen appartementsrecht heeft maar een aandeel in de eigendom van het gehele gebouw. Het betreft een lidmaatschapsovereenkomst met de woonvereniging. De zelfstandige woning van eiseres kan dan ook geen onderwerp zijn van een goederenrechtelijke rechtshandeling. De woonvereniging heeft één gezamenlijke hypotheek op het gehele woningcomplex, waarbij zij financieel borg staat voor elkaars deel daarin.
4.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een zelfstandige woning. De definitie van wat wordt verstaan onder een zelfstandige woning op grond van artikel 1, aanhef en onder qq, van de Parkeerverordening 2013 dient in samenhang te worden gelezen met de toelichting op dit artikel in de Parkeerverordening 2013. De toelichting geeft een nadere uitleg op het artikel, aldus verweerder. Daarnaast dient verweerder op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet BAG uit te gaan van de authentieke gegevens uit de BAG. Uit de gegevens van de BAG blijkt dat aan het pand waarin eiseres is gevestigd de volgende naam van de openbare ruimte en huisnummer zijn toebedeeld: [adres] . Binnen het pand zijn geen andere adressen geregistreerd in de BAG. Het adres [adres] betreft dan ook één zelfstandige woning volgens verweerder. Nu er al een bewonersvergunning is verleend wordt niet voldaan aan de voorwaarden en heeft verweerder een bewonersvergunning geweigerd.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.4.
Uit artikel 1, aanhef en onder qq, van de Parkeerverordening 2013 blijkt dat onder een zelfstandige woning wordt verstaan een woning met een eigen toegang die de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, woonwagen op een daartoe aangewezen centrum of woonboot op een regulier of gedoogde ligplaats. Op grond van deze definitie bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen onduidelijkheid over de vraag wat onder een zelfstandige woning moet worden verstaan. Nu niet in geschil is dat de woonruimte van eiseres tekstueel gezien voldoet aan de criteria van deze definitie, kan de woonruimte van eiseres worden aangemerkt als een zelfstandige woning.
4.5.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de tekst van het artikel in samenhang met de toelichting moet worden gelezen, als gevolg waarvan de woonruimte van eiseres niet kan worden aangemerkt als zelfstandige woning. Uit de toelichting op artikel 1, aanhef en onder qq, van de Parkeerverordening 2013 blijkt dat bij de beoordeling of sprake is van één zelfstandige woning wordt uitgegaan van een geregistreerd adres in de BAG. Uit artikel 1a van de BAG volgt dat een adres alleen wordt toegekend aan een verblijfsobject, waarbij voor de definiëring van dit begrip wordt aangesloten bij artikel 1q van de BAG. Dit artikel bepaalt dat een verblijfsobject een kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik is die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van een goederenrechtelijke rechtshandeling en in functioneel opzicht zelfstandig is. De rechtbank stelt vast dat door de gekozen juridische constructie de woning van eiseres geen onderwerp kan zijn van een goederenrechtelijke rechtshandeling, hetgeen niet door eiseres is betwist. Gelet op voornoemde toelichting zou de woonruimte van eiseres niet kunnen worden aangemerkt als zelfstandige woning. De rechtbank is, gelet op het voorgaande van oordeel dat de toelichting niet een nadere uitleg is van de definitie van het begrip zelfstandige woning, maar dat uit de toelichting een andere definiëring van het begrip zelfstandige woning naar voren komt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet aanvaardbaar is, mede gelet op de beginselen van behoorlijke regelgeving inzake duidelijkheid en begrijpelijkheid, uit hoofde van rechtszekerheid die justitiabelen moeten kunnen ontlenen aan hetgeen als algemeen verbindend voorschrift is gepubliceerd, om een uitleg aan een artikellid te geven die geen steun vindt in de tekst van het artikel. [1]
4.6.
Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat het bij het besluit tot wijziging van de Parkeerverordening 2013 het doel was om te voorkomen dat in de toekomst op één adres meerdere bewonersvergunningen worden verleend, omdat er meerdere “zelfstandige” woningen zijn gecreëerd door, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, het plaatsen van een deur en een toilet en dat daarom aansluiting bij de BAG dient te worden gezocht voor het begrip adres, overweegt de rechtbank als volgt. Indien verweerder had willen aansluiten bij de Wet BAG, had het op de weg van verweerder gelegen om deze verandering op te nemen in het artikellid en niet in de toelichting. Daarnaast maakt de gekozen juridische constructie weliswaar dat de woning van eiseres niet voldoet aan de definitie van de Wet BAG, maar niet in geschil is dat er sprake is van een woning die naar zijn aard niet verschilt van een woning die wel kan worden ingeschreven in de BAG. De woning van eiseres is niet een geconstrueerde woonruimte die de schijn heeft dat deze enkel is gecreëerd om op één adres meerdere bewonersvergunningen te krijgen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ook onvoldoende toegelicht waarom het verlenen van een bewonersvergunnning aan eiseres in strijd is met de achterliggende gedachte van de Parkeerverordening 2013. Te meer nu niet in geschil is dat in het verleden, weliswaar onder een andere regelgeving, acht bewonersvergunningen zijn verleend op het adres [adres] dan wel [adres 1] .
4.7.
Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat verweerder met de invoering van de Wet BAG gelet op artikel 35 van de Wet BAG dient uit te gaan van de authentieke gegevens van de BAG overweegt de rechtbank dat, wat hier ook van zij, het de keuze van verweerder is geweest om zelfstandige woning zo te formuleren als in artikel 1, aanhef en onder qq, van de Parkeerverordening 2013, zodat van deze definitie dient te worden uitgegaan.
5. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De overige door eiseres aangevoerde gronden behoeven geen bespreking. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het adres waar eiseres woont is gelegen in vergunninggebied Oost 2 en dat het vergunningenplafond nog niet is bereikt. In het kader van de finale geschilbeslechting zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Eiseres voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bewonersvergunning, zodat verweerder haar hiervan dient te voorzien.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van J.G.J. Geerlings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW6285.