ECLI:NL:RBAMS:2017:9120

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
C/13/640113 / KG ZA 17-1318
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoire beslag op goederen uit een nalatenschap

In deze zaak, die op 9 december 2017 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden de eisers de opheffing van een op 7 december 2017 gelegd conservatoir beslag op goederen uit een nalatenschap. De eisers stelden dat de goederen aan hen toebehoorden en dat er geen sprake was van kwade trouw van hun zijde. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de andere erfgenamen opzettelijk goederen hadden verzwegen of verborgen gehouden, waardoor het beslag gerechtvaardigd zou zijn.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat het veilinghuis AAG de goederen nauwkeurig had beschreven en dat de nummers op de werken overeenkwamen met de boedelbeschrijving. De gedaagde betwistte echter de juistheid van deze beschrijvingen en wees op discrepanties tussen de boedelbeschrijving en de veilingcatalogus. De rechtbank oordeelde dat de verschillen voldoende verklaard konden worden en dat er geen bewijs was van kwade trouw van de zijde van de andere erfgenamen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het recht ter verzekering waarvan het beslag was gelegd ondeugdelijk was. Daarom werd het beslag opgeheven. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisers op € 1.103,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/640113 / KG ZA 17-1318 AB/EB
Vonnis in kort geding van 9 december 2017
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. B.A. de Ruijter te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Weenink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 9 december 2017 hebben [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. [eisers] hebben producties in het geding gebracht en beide partijen hebben hun standpunt toegelicht. aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aan de zijde van [eisers] aanwezig, voor zover van belang,
[eiser sub 2] en [eiser sub 3] met mr. De Ruijter. [gedaagde] was aanwezig met
mr. Weenink. Als informanten zijn gehoord [naam 1] (echtgenote van [eiser sub 2] ) en [naam 2] (veilinghuis AAG).

2.Het geschil

2.1.
[eisers] vordert, kort gezegd, opheffing van het op 7 december 2017 gelegde conservatoire beslag.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Een conservatoir beslag kan onder meer worden opgeheven indien summierlijk blijkt dat het recht ter verzekering waarvan het is gelegd ondeugdelijk is.
3.2.
Aan dit beslag tot afgifte is ten grondslag gelegd dat de werken waarop het is gelegd aan [gedaagde] verbeurd zijn, omdat de andere erfgenamen deze opzettelijk hebben verzwegen, verborgen gehouden of zoekgemaakt.
3.3.
Vast staat dat veilinghuis AAG de werken grondig en precies heeft beschreven. Namens het veilinghuis is ter zitting verklaard dat elk door hen beschreven werk correspondeert met een nummer uit de boedelbeschrijving. Die nummers waren ook telkens op het werk of de verpakking aangebracht. Hiervan kan in dit geding worden uitgegaan.
3.4.
[gedaagde] stelt dat de andere erfgenamen willens en wetens nummers uit de boedelbeschrijving op de werken hebben die niet kunnen kloppen. Hij wijst in dat verband op talloze verschillen tussen de omschrijving en de afmetingen van de werken in de boedelbeschrijving en in de veilingcatalogus. Namens de andere erfgenamen is gemotiveerd uiteengezet hoe die boedelbeschrijving destijds tot stand is gekomen. Het komt erop neer dat daarbij, in een poging enige orde in de verzameling aan te brengen, een lijst voor eigen gebruik is gemaakt met een eigen omschrijving, waarbij niet altijd even nauwkeurig is gemeten. Jaren later is die lijst overgenomen door de notaris die de boedelbeschrijving moest maken. Het overhemd dat niet was beschreven, is later als zodanig opgedoken.
3.5.
Hiermee zijn de verschillen tussen de boedelbeschrijving en de beschrijving in de veilingcatalogus voldoende verklaard. Van dubbel uitgegeven boedelbeschrijving-nummers is niet gebleken, en al helemaal niet van de kwade trouw die nodig is voor het willens en wetens verzwijgen, verborgen houden of zoek maken van goederen uit de nalatenschap.
3.6.
De laatste vier stukken hoorden volgens de andere erfgenamen tot de inboedel zoals getaxeerd door Notarishuis Arnhem. Dat is weliswaar een nauwelijks gespecificeerde taxatie tegen een lage waarde, maar dat was ook in het kader van de erfrechtbelasting. Uiteraard worden op een veiling andere prijzen gevraagd. Ook bij deze stukken is niet gebleken van kwade trouw. Dat een paar stukken uit die inboedel later door kenners als kunstwerk zijn aangemerkt, maakt dat niet anders.
3.7.
De slotsom is dat het recht ter verzekering waarvan het beslag is gelegd ondeugdelijk is. Het beslag wordt dan ook opgeheven.
3.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.103,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
heft op het op 7 december 2017 ten laste van [eisers] onder Arts & Antiques Group B.V. gelegde beslag,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.103,00,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door
mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: eB