Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
816,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die op 9 december 2017 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden de eisers de opheffing van een op 7 december 2017 gelegd conservatoir beslag op goederen uit een nalatenschap. De eisers stelden dat de goederen aan hen toebehoorden en dat er geen sprake was van kwade trouw van hun zijde. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de andere erfgenamen opzettelijk goederen hadden verzwegen of verborgen gehouden, waardoor het beslag gerechtvaardigd zou zijn.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat het veilinghuis AAG de goederen nauwkeurig had beschreven en dat de nummers op de werken overeenkwamen met de boedelbeschrijving. De gedaagde betwistte echter de juistheid van deze beschrijvingen en wees op discrepanties tussen de boedelbeschrijving en de veilingcatalogus. De rechtbank oordeelde dat de verschillen voldoende verklaard konden worden en dat er geen bewijs was van kwade trouw van de zijde van de andere erfgenamen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het recht ter verzekering waarvan het beslag was gelegd ondeugdelijk was. Daarom werd het beslag opgeheven. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisers op € 1.103,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.