ECLI:NL:RBAMS:2017:9126

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2007
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige wegsleepactie van voertuig door gemeente Amsterdam in verband met verkeersbord E2

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De zaak betreft de onrechtmatige wegsleepactie van de auto van eiseres, die op 11 december 2016 door de gemeente was weggesleept. Verweerder had de auto weggesleept op basis van een verbod om stil te staan, aangegeven met verkeersbord E2. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van deze actie, stellende dat de verkeerssituatie ter plaatse onduidelijk was en dat het verkeersbord E2 niet gold voor de plek waar haar auto geparkeerd stond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verkeersbord E2, volgens het verdrag van Wenen inzake verkeerstekens, alleen geldt voor de rijbaan en niet voor de berm. De rechtbank oordeelde dat de plek waar eiseres haar auto had geparkeerd geen onderdeel uitmaakte van de rijbaan, maar een afgescheiden deel van de rotonde was. Hierdoor was de wegsleepactie onrechtmatig. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en herstelde de situatie door te bepalen dat de door eiseres betaalde kosten van de bestuursdwang, alsook het griffierecht, door de gemeente moesten worden vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in verkeerssituaties en de juiste toepassing van verkeersborden, in het bijzonder in het licht van internationale verdragen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen de kosten van de bestuursdwang van € 373,- en het griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/2007
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2017 in de zaak tussen
[de vrouw] ,te Amsterdam, eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [de persoon] ).
Procesverloop
In het besluit van 11 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de auto van eiseres weg te slepen.
In het besluit van 15 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Eiseres is op de zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens heropend met de beslissing van 30 augustus 2017, omdat het onderzoek niet volledig was geweest. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2016, waaruit volgt dat het verkeersbord E1 - gelet op het verdrag van Wenen inzake verkeerstekens - alleen werking heeft ten aanzien van de rijbaan en niet ten aanzien van de bermen aan de zijkant van de rijbaan. Verweerder heeft op 2 oktober 2017 een reactie ingediend. Eiseres heeft hier vervolgens op 16 oktober 2017 op gereageerd. Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Overwegingen

1.Het wegslepen van de auto

1. Op 11 december 2016 heeft verweerder de auto van eiseres weggesleept uit [de straat] in Amsterdam. Volgens verweerder stond de auto van eiseres geparkeerd in strijd met een verbod om stil te staan. Dit verbod was aangegeven met het verkeersbord E2. Het wegslepen van de auto was volgens verweerder noodzakelijk in verband met het vrijhouden van de weg. Eiseres heeft € 373,- moeten betalen aan verweerder, omdat haar auto was weggesleept.

2. De beroepsgronden van eiseres

2.1.
Eiseres is van mening dat verweerder haar auto niet had mogen wegslepen. Op de plek waar de auto van eiseres geparkeerd stond, was de verkeerssituatie onduidelijk. Eiseres kon daarom niet weten dat ze haar auto niet op de desbetreffende plek mocht parkeren. Aan het begin van de rotonde was het verkeersbord E2 geplaatst. De auto van eiseres stond echter op een nieuw stuk weg. Daar stond geen verkeersbord E2, terwijl bij andere straten daar in de buurt bij elke afslag wel een verkeersbord E2 staat. Er had bij de plek waar eiseres parkeerde ook een verkeersbord E2 moeten staan als herhaling.
2.2.
Eiseres voert verder aan dat verweerder tijdens de hoorzitting aan eiseres heeft verteld dat de verkeerssituatie ter plaatse inderdaad onduidelijk is. Verweerder heeft aangegeven dat de plek waar eiseres parkeerde een nieuwe doodlopende weg is en geen inrit of uitrit, omdat het niet aan de vereisten voldoet om een inrit of uitrit te zijn.

3.Het bestreden besluit

3.1.
Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat de verkeersituatie op de betreffende plek niet onduidelijk is. Aan het begin van de rotonde staat een verkeersbord E2. Dit verkeersbord geldt op grond van de regelgeving ook voor de naast de rotonde gelegen bermen of zijkanten van de rijstrook. Verweerder verwijst in dit kader naar artikel 65, tweede lid, van het RVV 1990, waarin staat dat verkeersbord E2 slechts geldt voor de zijde van de weg waar zij is geplaatst. In artikel 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994 is “een weg” als volgt gedefinieerd: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
3.2.
Eiseres had haar auto geparkeerd in een berm van de rotonde, die in gebruik is als uitrit voor een [bedrijf] . Gelet op het voorgaande gold het verkeersbord E2 ook voor de berm bij de rotonde waar eiseres parkeerde. Daarnaast had eiseres haar auto geparkeerd midden op de uitrit van de [bedrijf] . Verwijdering van de auto was daarom noodzakelijk in verband met het vrijhouden van de weg.

4.De inhoudelijke beoordeling

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de auto van eiseres niet had mogen wegslepen en legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Het bord E2 gold niet voor de plek waar eiseres parkeerde
4.2.
Uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] blijkt het volgende. Het verkeersbord E1 verbiedt niet om in de berm te parkeren. Het Hof zoekt voor de uitleg van het begrip weg in de zin van artikel 65, tweede lid van het RVV geen aansluiting bij het begrip weg als bedoeld in artikel 1, onder b van de WVW 1994. Het hof zoekt voor de uitleg van het begrip aansluiting bij artikel 1 en onder c van het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens. Nederland is op 8 november 2008 toegetreden als verdragspartij bij dit verdrag. Uit artikel 1 en onder c van dit verdrag blijkt dat onder de “rijbaan” wordt verstaan het deel van de weg dat gewoonlijk wordt gebruikt voor voertuigenverkeer. [2] Uit Annex 1 onder C 9 van het verdrag blijkt dat alle parkeerverboden alleen gelden voor het deel van de rijbaan waar het verkeersbord is geplaatst. [3]
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het gedeelte waar eiseres had geparkeerd geen onderdeel uitmaakt van de rijbaan in de zin van het verdrag, omdat het gelet op de foto’s in het dossier niet een weggedeelte is dat gewoonlijk wordt gebruikt voor voertuigenverkeer. Het is immers een afgescheiden deel van de rotonde, gelegen naast de rotonde en met een andere ondergrond (zand/grind) dan de rijbaan op de rotonde. Deze plek kan dus niet worden aangemerkt als een onderdeel van de rijbaan, zoals de rotonde dat wel is. Verweerder heeft dit stuk grond in eerste instantie in het bestreden besluit en op de zitting zelf ook aangemerkt als een berm. De rechtbank volgt dus niet het gewijzigde standpunt van verweerder in de reactie van 2 oktober 2017 (na de heropeningsbeslissing) dat het bedoelde stuk grond feitelijk geen berm is, maar een onderdeel van de rijbaan. Een stuk grond is niet pas geen onderdeel van de rijbaan als het is afgezet met boomstammen, zoals verweerder betoogt.
4.4.
Gelet op het verdrag gold het verkeersbord E2 dus niet voor de plek waar eiseres geparkeerd had. De rechtbank verwijst in dit kader naar de eerder genoemde rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin het Hof een soortgelijke redenering hanteert voor het verkeersbord E1.
Geen inrit of uitrit
4.5.
Verweerder heeft subsidiair aangevoerd dat eiseres op een uitweg van een [bedrijf] geparkeerd stond en dat verweerder om die reden bevoegd was de auto weg te slepen. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Allereerst stelt de rechtbank vast dat verweerder de auto in het primaire besluit niet op deze grondslag heeft weggesleept, maar vanwege het verbod om stil te staan aangegeven door het verkeersbord E2. De rechtbank ziet geen aanleiding om vanwege deze redenering van verweerder de rechtsgevolgen van het bestreden bestand in stand te laten. Een bestuurder mag zijn auto niet parkeren op een inrit of een uitrit. [4] De plek waar eiseres parkeerde is niet met een verkeersbord aangemerkt als een inrit en uitrit. Daarnaast is uit de situatie ter plekke op de foto’s niet te zien dat het feitelijk ging om een inrit en uitrit. Er is immers niet te zien dat de plek, waarop eiseres parkeerde de in- of uitgang is voor voertuigen voor de [bedrijf] . Voor dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat de [bedrijf] niet direct ligt aan het onverharde terrein waar eiseres geparkeerd stond, maar dat er tussen de betreffende plek en de [bedrijf] nog een stuk grond ligt met een verhard weggedeelte. Daarnaast is het vanaf de plek waar eiseres parkeerde, niet te zien of het de feitelijke ingang van het gebouw betreft of de achterzijde van het gebouw. Ten slotte is het vanaf de plek waar eisers parkeerde niet te zien of deze route feitelijk de enige manier is om de [bedrijf] te bereiken, of dat er achter het gebouw een weg is, die naar het gebouw van de [bedrijf] toe gaat.
Conclusie
4.6.
Er gold er dus geen parkeerverbod voor de plaats waar eiseres had geparkeerd. Verweerder is op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) pas bevoegd om bestuursdwang toe te passen en een auto weg te slepen, als een bij of krachtens de Wvw vastgestelde voorschrift is overtreden. Verweerder was dus niet bevoegd de auto van eiseres weg te slepen.
Het beroep is gegrond
4.7.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres gegrond. Dit betekent dat eiseres door de rechtbank in haar gelijk wordt gesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank draagt verweerder op de door eiseres betaalde kosten van de bestuursdwang van € 373,- aan haar te vergoeden.
4.8.
Omdat de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op de door eiseres betaalde kosten van de bestuursdwang van € 373,- aan haar te vergoeden.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z, Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Wettelijk kader
1. Op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) behoort tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
Verkeersbord E2
2. Op grond van artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2010 - voor zover hier van belang - worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen (het Besluit) bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
3. In artikel 2, aanhef en onder b, van het Besluit - voor zover van belang - is bepaald dat de soorten van weggedeelten en wegen als bedoeld in artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw, wegen en weggedeelten zijn waar door middel van parkeergelegenheden aangeduid door bord E2 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV), wordt aangegeven dat het verboden is stil te staan.
Inrit/uitrit
4. Op grond van artikel 24, eerste lid en onder b, van het RVV mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren voor een inrit of een uitrit.
De definities in het Verdrag van Wenen inzake Verkeerstekens
5. According to artikel 1 of the Vienna Convention on Road Signs and Signals the following expressions shall have the meanings hereby assigned to them:
d. “Carriageway” means the part of a road normally used by vehicular traffic; a road may comprise several carriageways clearly separated from one another by, for example, a dividing strip or a difference of level (…).”
6. According to Annex 1 section C under 9 of the Convention all prohibitions and restrictions of parking shall apply only on the side of the carriageway on which the signs are placed.
De definities in de Nederlandse regelgeving
8. In artikel 1, sub b, van de Wvw is “een weg” als volgt gedefinieerd: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
7. Artikel 10 RVV bepaalt onder meer:
"1. Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad."
8. Artikel 65 RVV 1990 bepaalt:
"1. Ingeval een weg is verdeeld in rijstroken, kan de toepassing van een verkeersbord worden beperkt tot één of meer rijstroken.
2. De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage I gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.
3.Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten."
In artikel 66 RVV 1990 staat voor zover hier relevant:
"1. Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht en een aanduiding van het gebied van de zone is toegevoegd, geldt het verkeersbord in het aldus aangeduide gebied.
2.Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.” (…)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van 23 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3927 en de uitspraak van het Hof van ECLI:NL:GHARL:2017:4615.
2.According to artikel 1 of the Vienna Convention on Road Signs and Signals the following expressions shall have the meanings hereby assigned to them:
3.According to Annex 1 section C under 9 of the Convention all prohibitions and restrictions of parking shall apply only on the side of the carriageway on which the signs are placed.
4.Zie artikel 24, eerste lid en onder b, van het RVV 1990.