In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkering die eiser heeft ontvangen over de maanden september tot en met december 2016. Eiser heeft in deze periode verzwegen dat hij inkomsten had uit arbeid bij een bedrijf, wat leidde tot een te hoge bijstandsuitkering. Eiser heeft verstek laten gaan bij de hoorzitting en procedeert zonder gemachtigde. De rechtbank legt uit dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden door zijn inkomsten niet door te geven, en dat verweerder terecht de ten onrechte verstrekte bijstand heeft teruggevorderd.
Verweerder heeft eiser in verschillende brieven geïnformeerd over de terugvordering, waarbij de periode en het terug te vorderen bedrag zijn aangepast. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht had op bijstand, aangezien zijn inkomsten de bijstandsnorm overschreden. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser moet het bedrag van € 4.660,32 terugbetalen, wat zal gebeuren door inhouding op zijn bijstandsuitkering. De rechtbank wijst erop dat eiser niet in de kosten van het proces wordt vergoed, omdat zijn beroep niet slaagt.