ECLI:NL:RBAMS:2017:9190

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
13/728114-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inbewaringstelling verdachte criminele organisatie

Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte had afgewezen. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een criminele organisatie. De rechtbank heeft de stukken bekeken, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de appelmemorie van de officier van justitie. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, gehoord.

De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. De verdediging stelde dat de officier van justitie niet ontvankelijk was, omdat de rechter-commissaris geen onmiddellijke invrijheidsstelling had gelast. De rechtbank oordeelde echter dat artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de officier van justitie de mogelijkheid biedt om hoger beroep in te stellen tegen alle beschikkingen van de rechter-commissaris waarbij een vordering niet is toegewezen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging.

Vervolgens heeft de rechtbank de ernst van de bezwaren tegen de verdachte beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte met betrekking tot feit 1, namelijk de betrokkenheid bij een criminele organisatie. De rechtbank baseerde deze conclusie op nieuwe feiten en omstandigheden die na de beschikking van de rechter-commissaris naar voren waren gekomen. De rechtbank oordeelde dat de gronden van recidive, vluchtgevaar en collusiegevaar zich voordoen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de rechter-commissaris voor wat betreft feit 1 en beval de bewaring van de verdachte voor een termijn van veertien dagen, die in een Huis van Bewaring zal worden ondergaan. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 4 december 2017.

Uitspraak

beschikking in hoger beroep

RECHTBANK AMSTERDAM

[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/728114-17
Beschikking op het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement Amsterdam, waarbij de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende op het adres
[adres] ,
voor feit 1 is afgewezen.

PROCESGANG

De rechtbank heeft de stukken gezien, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de appelmemorie van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in raadkamer van heden de officier van justitie, verdachte en zijn/haar raadsman, mr. Y. Bouchikhi gehoord.

BEOORDELING

Ontvankelijkheid beroep
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld van de beschikking van de rechter-commissaris van 9 november 2017 waarbij de inbewaringstelling is afgewezen voor feit 1, te weten de criminele organisatie, vanwege het ontbreken van voldoende ernstige bezwaren.
Dit beroep is tijdig ingesteld.
De verdediging heeft gesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het van toepassing zijnde artikel 64 Wetboek van Strafvordering (Sv) vereist, dat sprake is van een beschikking, waarbij de rechter-commissaris de onmiddellijke invrijheidsstelling heeft gelast. In deze zaak heeft de rechter-commissaris niet de onmiddellijke invrijheidsstelling gelast doch de inbewaringstelling voor feit 1 afgewezen en voor de feiten 2 en 3 toegewezen. In dit geval, aldus de verdediging, staat er voor de officier van justitie geen rechtsmiddel open.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging voorbij gaat aan artikel 446 Sv, dat voor de officier van justitie de mogelijkheid biedt hoger beroep in te stellen van alle beschikkingen van de rechter-commissaris waarbij een vordering niet is toegewezen en voorzover niet bijzondere bepalingen het recht van hoger beroep voor het openbaar ministerie is geregeld.
Artikel 63 Sv (bedoeld zal zijn artikel 64 Sv – red.) ziet op de afwijzende beschikking inbewaringstelling en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte en regelt het rechtsmiddel van hoger beroep tegen deze beschikking door de officier van justitie. In deze zaak is evenwel geen sprake van een afwijzende beschikking op de vordering inbewaringstelling en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. De rechter-commissaris heeft voor feit 1 de vordering afgewezen en de vordering voor feit 2 en 3 toegewezen en vervolgens voor deze feiten de inbewaringstelling bevolen.
Nu de wet voor dit geval het hoger beroep niet heeft geregeld in een bijzondere bepaling, is artikel 446 Sv van toepassing en kan de officier van justitie in het beroep worden ontvangen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Ernstige bezwaren en toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat ruimte dient te bestaan aanvoeren van nieuwe feiten, omstandigheden en argumenten. De rechtbank vindt voor deze opvatting steun in art. 448 lid 1 Sv waarin is bepaald dat de rechtbank niet enkel kan bevelen hetgeen overeenkomstig de wet door de rechter-commissaris had behoren te geschieden (ex tunc) maar ook hetgeen overeenkomstig de wet behoort te geschieden (ex nunc). Gelet hierop zal de rechtbank recht doen op grond van de stukken die haar thans ter beschikking staan, inclusief de processen-verbaal opgemaakt op en na 9 november 2017.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte voor wat betreft feit 1 op de oorspronkelijk vordering inbewaringstelling. De rechtbank slaat met name acht op de na 9 november 2017 binnengekomen processen-verbaal waarin wordt vermeld dat verdachte voorkomt in de ‘drugsadministratie’, zich bedient van de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ en verdachte evenzo betrokken lijkt te zijn bij de aanschaf van zogenaamde ‘sky telefoons’. Nu uit het dossier een beeld naar voren komt waarbij verdachte veelvuldig contacten onderhoudt met medeverdachten, die evenzo betrokken lijken te zijn bij het plegen van misdrijven, is de rechtbank van oordeel dat jegens verdachte sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van een criminele organisatie.
De bestreden beschikking voor wat feit 1 betreft kan niet in stand blijven en het beroep gegrond is.
Voor wat betreft de gronden van de inbewaringstelling voor feit 1 betreft is de rechtbank van oordeel dat zich de gronden van recidive, vluchtgevaar en collusiegevaar zich voordoen.
Gezien de artikelen 63, 64, 67a, 78 em 446 Wetboek van Strafvordering en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat feit 1 betreft, en beveelt de bewaring van verdachte voor een termijn van veertien dagen en bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een Huis van Bewaring.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 4 december 2017 door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en P. Farahani, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Verdies-Hartmans, griffier.
mr. J. Knol, voorzitter,
S. Verdies-Hartmans, griffier.