ECLI:NL:RBAMS:2017:9293

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
13/654124-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige Roemeen voor geweld en diefstal van Engelse toeristen in Amsterdam

Op 14 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 18-jarige Roemeen, die samen met twee andere Roemenen op 27 augustus 2017 in Amsterdam-Centrum twee Engelse toeristen heeft aangevallen en beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders geweld hebben gebruikt tegen de slachtoffers, die op de grond lagen, door hen te schoppen en te slaan. De verdachte is veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf voor openlijk geweld en diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige beroving, ondanks dat de telefoon en portemonnee van het slachtoffer niet bij hem of zijn medeverdachten zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft spijt betuigd, maar de rechtbank vond de strafverzwarende omstandigheden, zoals de groepsdynamiek en de aard van het geweld, zwaarder wegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654124-17 (Promis)
Datum uitspraak: 14 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het ‘ [justitieel complex] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F. Heus, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op de grond lagen) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en/of de rug en/of de ribben, in elk geval tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, hoek Prins Hendrikkade/Kalkmarkt, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal (met kracht) (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lagen) tegen het hoofd en/of de rug en/of de ribben, in elk geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de hoek Prins Hendrikkade/Kalkmarkt, althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een iPhone en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (met kracht) (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lagen) tegen het hoofd en/of de rug en/of de ribben, in elk geval tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Zoals blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 1] , de camerabeelden en de waarnemingen van verbalisant [naam verbalisant 1] , hebben verdachte en zijn medeverdachten grof geweld gebruikt tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Verdachte en zijn medeverdachten hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl deze op grond lagen, tegen het lichaam en tegen het hoofd geschopt. Dit geweld was van dien aard dat bij verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden aangenomen. Ten aanzien van deze gedragingen heeft verdachte zich aldus schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, zoals ten laste gelegd onder 1 primair.
Door samen met zijn medeverdachten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen het lichaam en hoofd te slaan, heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde openlijk geweld.
Een dergelijke partiële bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde levert volgens de Hoge Raad geen grondslagverlating van de tenlastelegging op (ECLI:NL:HR:2016:2187).
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , de camerabeelden en de verklaringen van de minderjarige medeverdachte [medeverdachte 1] , kan bovendien bewezen worden verklaard dat verdachte en zijn mededaders een vooropgezet plan hadden om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te beroven en dat de telefoon en portemonnee van [slachtoffer 1] door hen zijn weggenonen. Daarom kan ook feit 2 bewezen worden verklaard.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij één van de Engelsen een soort voetbalbeweging (de [naam truc] -Truc) heeft gemaakt. Deze Engelsman werd daar boos over en toen ontstond een gevecht, waaraan verdachte heeft meegedaan. Toen verdachte de camerabeelden van het gebeuren zag was hij geschokt door zijn eigen gedrag.
De raadsvrouw is van mening dat aangenomen kan worden dat beide aangevers geslagen en geschopt zijn en dat ook verdachte daarbij lelijke klappen en schoppen heeft uitgedeeld. Met betrekking tot de kwalificatie van dit onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde geweld heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met de kanttekening dat uit het dossier niet zondermeer blijkt dat aangevers ook tegen het hoofd zijn geschopt. De raadsvrouw bestrijdt dat het primaire en het subsidiaire feit tegelijkertijd bewezen kunnen worden verklaard.
Van een diefstal met geweld is geen sprake geweest, zodat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken. Op de camerabeelden is niet waar te nemen dat er goederen worden weggenomen en er zijn ook geen goederen van de slachtoffers bij de verdachte of de medeverdachten aangetroffen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de nacht van 27 augustus 2017 in het centrum van Amsterdam was met andere Roemeense mannen: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [naam truc] en [medeverdachte 1] . Zij zijn toen twee Engelse toeristen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , tegengekomen.
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden, bewezen dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] fors geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben gebruikt, door hen met kracht te slaan en te schoppen.
Onder feit 1 primair wordt verdachte verweten dat hij, samen met zijn mededaders, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Het staat vast dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht zijn geslagen. Verdachte en de medeverdachten hebben ook met kracht tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geschopt, maar er kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat zij hen daarbij ook tegen het hoofd hebben geraakt. Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten sportschoenen droegen, en dus schoeisel met relatief zachte zolen. Deze omstandigheden maken dat de kans dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door het op hen uitgeoefende geweld zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, niet als aanmerkelijk kan worden ingeschat en dat voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op straat geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben gebruikt en dat zij daarbij als groep hebben samengewerkt en elkaar hebben ondersteund. Daarmee heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het groepsgeweld tegen de Engelse mannen. De rechtbank acht daarom het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Voorafgaand aan het geweld en als inleiding daarop, vertoonde verdachte quasi amicaal gedrag naar [slachtoffer 2] toe, waarbij hij handtastelijk werd en uitdagende voetbewegingen maakte naar diens benen. [slachtoffer 2] liet blijken hier niet van gediend te zijn, waarna [medeverdachte 1] een duwende beweging maakte richting [slachtoffer 2] en waarna verdachte [slachtoffer 2] in het gezicht sloeg. Vanaf dat moment vond een geweldsexplosie plaats tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , waarin ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zich hebben gemengd.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in Amsterdam geregeld zakkenrollerijen plaatsvinden waarbij het potentiële slachtoffer met behulp van een zogenoemde ‘voetbaltruc’ wordt afgeleid of in de war wordt gebracht om vervolgens door de dader of een kompaan te worden gerold.
Daar komt bij dat kort voor het incident [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [naam truc] afwijkend gedrag vertoonden, waardoor verbalisant [naam verbalisant 1] besloot om hen in de gaten te houden. Verdachte en [medeverdachte 1] sloten zich even later bij de drie mannen aan.
Deze omstandigheden wijzen er op dat verdachte en de medeverdachten met kwade bedoelingen contact hebben gezocht met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat, terwijl hij door één van de mannen werd vastgehouden, zijn iPhone en portemonnee uit zijn zakken werden weggenomen.
Deze verklaring van aangever vindt bevestiging in de camerabeelden, waarop te zien is dat op het moment dat [medeverdachte 3] de op de grond liggende [slachtoffer 2] in bedwang houdt, verdachte de zakken van [slachtoffer 2] aftast. De rechtbank ziet, ook nadat zij zelf de beelden heeft bekeken, geen aanleiding om hetgeen verbalisant [naam verbalisant 2] hierover heeft gerelateerd in twijfel te trekken. De omstandigheid dat geen feitelijke wegnemingshandelingen te zien zijn op de beelden sluit niet uit dat de goederen zijn ontvreemd. Een deel van het gebeuren is immers op de beelden niet goed te zien omdat dit door een wirwar van personen en door obstakels aan waarneming is onttrokken.
De minderjarige medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 30 augustus 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij en zijn medeverdachten hadden afgesproken dat zij geld van iemand zouden afpakken.
De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. [medeverdachte 1] komt in deze verklaring oprecht over. Zijn verklaring is niet alleen belastend voor verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] maar ook voor hemzelf. De rechtbank ziet dan ook voor [medeverdachte 1] geen belang om in strijd met de waarheid te verklaren.
Nu zijn verklaring bovendien in lijn is met de aangifte van [slachtoffer 1] en met de camerabeelden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten het vooropgezette plan hadden om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geld of goederen afhandig te maken.
Dat de weggenomen telefoon en portemonnee niet bij verdachte of een van de medeverdachten zijn aangetroffen maakt dit niet anders. Het is immers goed mogelijk dat zij zich op de looproute vanaf de plaats delict tot aan de Foeliestraat, waar de aanhouding heeft plaatsgevonden, van deze goederen hebben ontdaan.
Het door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde openlijk geweld was aldus instrumenteel aan de plaatsgevonden beroving van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht daarom eveneens het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen, dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, met gebruik van geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , de telefoon en portemonnee van [slachtoffer 1] heeft gestolen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlagen opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
op 27 augustus 2017 te Amsterdam, met anderen, op of aan de openbare weg, hoek Prins Hendrikkade/Kalkmarkt, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen (met kracht) (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lagen) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schoppen en stompen en slaan;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 27 augustus 2017 te Amsterdam, op een openbare weg, de hoek Prins Hendrikkade/Kalkmarkt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een iPhone en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (met kracht) (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lagen) tegen het lichaam hebben geschopt en gestompt en geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en subsidiair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte is nog jong en het verblijf in de penitentiaire inrichting heeft grote indruk op hem gemaakt. Hij heeft geen justitiële documentatie. Er kan worden volstaan met een gevangenisstraf van hooguit 3 maanden. Eventueel kan daarnaast een deel voorwaardelijk worden opgelegd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving op straat van een Engelse toerist en aan openlijk geweld. Het slachtoffer en diens vriend zijn daarbij in het gezicht geslagen en tegen het lichaam geschopt, ook toen zij op de grond lagen. Het door verdachte en zijn medeverdachten uitgeoefende geweld is ronduit schokkend te noemen. Zoals te zien is op foto’s van de slachtoffers van kort na het gebeuren, waren beiden fors toegetakeld.
Verdachte heeft bij zijn slachtoffers, letsel, pijn, schade en groot ongemak veroorzaakt. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dit soort geweldsdelicten nog lange tijd last hebben van angst- en onveiligheidsgevoelens. Het is aan te nemen dat het geweld ook voor omstanders een schokkende ervaring is geweest. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen het imago van Amsterdam als toeristenstad beschadigd.
De bewezen verklaarde feiten zijn bijzonder ernstig. De oriëntatiepunten voor de straftoemeting en LOVS-afspraken nemen voor een straatroof een gevangenisstraf van 6 maanden als uitgangspunt. De aard en ernst van het gebruikte geweld en de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachten als groep de slachtoffers te lijf te zijn gegaan ziet de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden. Eveneens in het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte een aanzet tot het geweld heeft gegeven en dat hij daaraan op zeer agressie wijze een bijdrage heeft geleverd. Ter zitting heeft verdachte zijn spijt betuigd dat hij geweld heeft gebruikt. Deze spijt komt de rechtbank enigszins instrumenteel voor, omdat verdachte slechts datgene lijkt toe te geven waar hij op grond van de camerabeelden niet onderuit kan. Duidelijk is wel dat de detentie hem zwaar valt en dat hij graag terug wil naar zijn moeder in Frankrijk. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte. Verdachte is 18 jaar oud en het is aannemelijk dat hij bij zijn keuze om mee te doen met de beroving en het openlijk geweld onder invloed stond van de veel oudere medeverdachten, waaronder zijn vader.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 7 maanden passend en geboden.
Daarmee komt zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde:
eendaadse samenloop van
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2017.