ECLI:NL:RBAMS:2017:9343

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
13/701925-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake diefstal met ISD-maatregel tegen verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

Op 15 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Bulgarije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De verdachte was gedetineerd in het Huis van Bewaring en werd beschuldigd van diefstal van levensmiddelen, gepleegd op 3 juni 2017 te Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 1 september 2017, waar de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, de bewezenverklaring van de diefstal heeft gevorderd op basis van de aangifte, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte en de camerabeelden als bewijs geaccepteerd en heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen was. De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van het feit en de verdachte vastgesteld, waarbij geen rechtvaardigingsgronden of uitsluitingsgronden voor de strafbaarheid zijn aangetoond.

De officier van justitie heeft de ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor alternatieve maatregelen. De rechtbank heeft het reclasseringsrapport in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte een hoog recidiverisico had en eerder hulpverlening had geweigerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opgelegd, zonder de tijd in voorlopige hechtenis in mindering te brengen. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701925-17 (Promis)
Datum uitspraak: 15 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heef gerekwireerd tot bewezenverklaring van de diefstal op grond van de aangifte, het proces-verbaal van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte, en het proces-verbaal van de camerabeelden bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals beschreven in rubriek 5.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 3 juni 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelmatige daders

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit de ISD-maatregel niet op te leggen, omdat verdachte nooit eerder een drangkader tot hulpverlening is opgelegd en hij gemotiveerd is om vrijwillig mee te werken met de reclassering. De reclassering zou hem kunnen helpen met het verkrijgen van een BSN-nummer en een identiteitskaart. Bijzondere voorwaarden, verbonden aan een (deels) voorwaardelijke straf of een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel, zijn passender. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de zaak aan te houden, zodat de reclassering de rechtbank kan voorlichten over begeleidingsmogelijkheden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de maatregel op te leggen voor de duur van maximaal één jaar.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van het Leger des Heils d.d. 30 juli 2017, opgemaakt door [rapporteur] . Dit rapport houdt onder meer in dat verdachte veelvuldig in aanraking blijft komen met politie en justitie in Nederland. Volgens het Veiligheidshuis [locatie] komt hij afspraken met hulpverlening onvoldoende na en zorgt hij voor overlast. Mede gelet op de instabiele leefsituatie van verdachte, wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Verdachte kan geen aanspraak maken op sociale voorzieningen, omdat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft, minder dan vijf jaar in Nederland verblijft en het hem ontbreekt aan aantoonbare legale werkverleden. Hierdoor kan aan een eventueel reclasseringstoezicht onvoldoende inhoud worden gegeven zodat wordt geadviseerd geen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, maar de maatregel van ISD. Tijdens de ISD-maatregel kan de mogelijkheid voor repatriëring naar Bulgarije worden onderzocht. Ook kan verder onderzoek gedaan worden naar eventueel aanwezige psychiatrische problematiek en kan een behandeling worden ingezet waarmee hij mogelijk beter gestabiliseerd naar Bulgarije kan terugkeren.
Ook blijkt uit het reclasseringsrapport dat veelvuldig, door verschillende instanties en voor meerdere probleemgebieden hulp is aangeboden aan verdachte. Omdat verdachte de gemaakte afspraken niet naleefde, heeft dat er niet toe kunnen leiden dat het overlastgevende gedrag van verdachte is verminderd. Dat verdachte soortgelijke afspraken nu wel zou nakomen in het kader van een reclasseringstoezicht is niet aannemelijk geworden. De enkele toezegging van verdachte ter zitting is, gelet op de aard en omvang van de eerder aangeboden hulp, daarvoor onvoldoende. De rechtbank acht een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden dan ook een gepasseerd station.
Het reclasseringsrapport bespreekt de ingezette hulpverlening gedetailleerd, waardoor de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht om over het nut en de noodzaak van eventuele bijzondere voorwaarden en reclasseringsbegeleiding te kunnen oordelen. Ook blijkt uit het GBA-uittreksel van verdachte dat hij al over een BSN-nummer beschikt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden om de reclassering nogmaals te laten adviseren. Het verzoek van de raadsvrouw wordt dus afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat voor het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van
10 augustus 2017 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan
3 juni 2017 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage en het grote aantal veroordelingen in korte tijd, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van goederen het opleggen van deze maatregel, gezien het aantal door verdachte begane (winkel)diefstallen.
Het doel van de ISD-maatregel strekt enerzijds tot het bieden van programma’s gericht op gedragsverandering of doorplaatsing naar andersoortige gezondheidszorg van betrokkene en anderzijds tot het feitelijk onmogelijk maken van het delinquente gedrag en het beveiligen van de maatschappij door middel van langdurige vrijheidsbeneming. De beëindiging van recidive door de verdachte en de beveiliging van de maatschappij zijn gelijkwaardige doelstellingen.
Al het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de ISD-maatregel moet worden opgelegd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en daarnaast ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Daarbij tekent de rechtbank aan dat indien verdachte de keuze maakt om te remigreren naar Bulgarije, de ISD-maatregel op een eerder moment zal kunnen eindigen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.E. Mildner, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.