Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en het voorhanden hebben van een neppistool. De zaak kwam voort uit een overval op 24 augustus 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de aangever heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 530 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, op 1 december 2017 ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de feiten heeft gepleegd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van drie jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf vanwege verzachtende omstandigheden, waaronder de asielprocedure van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de asielprocedure geen invloed mocht hebben op de strafmaat, omdat dit zou leiden tot rechtsongelijkheid. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en werden de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, ondanks de omstandigheden van de verdachte.