In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een hotel gelegen aan [de straat] te Amsterdam. Eiser, de eigenaar van het hotel, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam vastgestelde waarde van € 4.484.000,- voor het kalenderjaar 2015. Eiser stelde dat de waarde niet hoger kon zijn dan € 3.407.000,- en betwistte de methode die de verweerder had gebruikt om de waarde vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde terecht had vastgesteld op basis van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde per kamer werd berekend in plaats van per vierkante meter, wat gerechtvaardigd is gezien de aard van het hotel. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen het hotel en de vergelijkingsobjecten en dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees de proceskostenveroordeling af.