ECLI:NL:RBAMS:2017:995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
13/057672-03, 13/057314-03 en 23/001286-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1984, die momenteel verpleegd wordt in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. De vordering van de officier van justitie, ingediend op 14 december 2016, strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie en de raadsvrouw van de betrokkene, gehoord in een openbare raadkamer. De betrokkene is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en cannabisafhankelijkheid. Ondanks positieve ontwikkelingen in zijn behandeling, zoals het verbeteren van zijn zelfcontrole en het maken van vorderingen in zijn behandelprogramma, blijft het recidiverisico op de (middel)lange termijn als matig tot hoog ingeschat. De deskundigen adviseren om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen, waarbij de rechtbank uiteindelijk besluit om de termijn met één jaar te verlengen. Dit besluit is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank heeft de kliniek in overweging gegeven om contact op te nemen met de reclassering indien er positieve ontwikkelingen zijn in de behandeling van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/057672-03, 13/057214-03 en 23/001286-04
BESCHIKKING
op de op 15 december 2016 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 14 december 2016 in de zaak tegen:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans verpleegd in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [naam kliniek] te [plaats] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 25 oktober 2005 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 3 februari 2015 voor de tijd van 2 (twee) jaren werd verlengd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met 2 (twee) jaar.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 15 november 2016 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met 2 (twee) jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • het op 20 september 2015 op grond van artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapport van de psycholoog drs. J.P.M. van Leeuw, niet verbonden aan de inrichting waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, waarin geen advies is geformuleerd omdat de terbeschikkinggestelde goeddeels heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek;
  • het op 15 september 2015 op grond van artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapporten van de psychiater dr. mr. E.D.M. Masthoff, niet verbonden aan de inrichting waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met 1 (één) jaar;
De rechtbank heeft op 2 februari 2017 de officier van justitie mr. A.C. Bennis, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, alsmede de deskundigen A.R.A.M. Geraerts, verbonden aan de [naam kliniek] , in openbare raadkamer gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Aan genoemd
advies van de [naam kliniek] d.d. 15 november 2016wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Tevens is sprake van cannabisafhankelijkheid.
Behandelverloop
Sinds juli 2012 verblijft betrokkene in een leefgroep in de [naam kliniek] . Hij onderneemt vanaf begin 2014 begeleide verloven, waarbij zich geen onregelmatigheden voordoen. Begin 2015 vindt er in de kliniek een incident plaats, waarbij betrokkene zich dreigend heeft opgesteld naar een medepatiënt. Naar aanleiding van dit incident wordt het verlof van betrokkene minimaal een jaar ingetrokken en wordt hij in het kader van een crisisopname op een individuele afdeling geplaatst, alwaar hij zich herstelt naar de betrokkenen en het incident analyseert. Omdat gezien wordt dat de dynamiek van een leefgroep lastig is voor hem, wordt hij op 1 april 2015 op een flat geplaatst wanneer de kliniek voor renovatie gedeeltelijk naar de locatie van voormalig FPC [naam] verhuist.
Waar in het begin nog sprake is van veelvuldig cannabisgebruik en een antisociale opstelling en opvattingen, maakt betrokkene –na het afsluiten van een behandelcontract met zijn hoofd behandeling in juli 2015– een positieve draai in zijn behandeling. Er wordt bij betrokkene een ontwikkeling gezien in de richting van een meer pro sociale opstelling, al valt hij nog wel eens terug op verbale agressie. Met name valt op dat betrokkene beschikt over creatieve mogelijkheden en hier ook vorm aan weet te geven. Hij spant zich goed in voor zijn behandelingsprogramma en onderhoudt goed contact met zijn begeleiders. Er is eenmaal, in december 2015, sprake van verbale agressie, als hij zich gekrenkt voelt door een discriminerende opmerking van een medepatiënt. In de daaropvolgende periode wordt gezien dat het betrokkene beter lukt om zijn zelfcontrole te behouden.
In april 2016 wordt opnieuw gestart met begeleide verloven, welke naar behoren verlopen. Daartoe wordt in augustus 2016 besloten een aanvraag in te dienen voor onbegeleid verlof. Eind september 2016 ontstaat er een incident met een medepatiënt, nadat deze gezoend blijkt te hebben met de vriendin van betrokkene. Door tussenkomst van omstanders blijft fysieke agressie uit.
Met betrekking tot softdruggebruik laat de zelfcontrole van betrokkene nog te wensen over. Gezien wordt dat bij oplopende spanningen het softdruggebruik toeneemt. Hoewel softdruggebruik bij betrokkene het risico van terugval in agressie niet verhoogt, kent het wel een duidelijke antisociale component. Ook hierin maakt hij echter vorderingen door steeds meer te accepteren dat er sprake is van verslavingsproblematiek en de behandeling met de Community Reinforcement Approach te accepteren, waardoor hij geleidelijk zijn probleeminzicht vergroot en toenemend open is over de aanleiding tot gebruik. Hierdoor kan gewerkt worden aan het hanteren van meer wenselijke gedragsalternatieven.
Recidiverisico
Hoewel betrokkene vorderingen maakt in zijn behandeling, zijn bij hem zijn aangeleerde antisociale overtuigingen, te weten dat bij vermeend onterecht geweld gerechtvaardigd is, nog altijd aanwezig. Wanneer de terbeschikkingstelling zou worden opgeheven, dan heeft betrokkene zich de noodzakelijke vaardigheden nog onvoldoende eigen gemaakt om niet terug te vallen in dit gedrag. Op dit moment wordt het recidiverisico zonder het huidige dwingende kader van de terbeschikkingstelling op de (middel)lange termijn als matig tot hoog ingeschat.
Koers en prognose
Continuering van behandeling en begeleiding in het huidige dwingende kader van de terbeschikkingstelling wordt noodzakelijk geacht om de recidiverisico’s verder te verminderen.
Advies
Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met de termijn van 2 (twee) jaar.
De deskundige Geraerts heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Aan genoemd
rapport van de psychiater d.d. 15 september 2016wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Het risico op nieuwe geweldsdelicten gelijk aan de indexdelicten is, binnen de huidige context van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging en het verblijf in de kliniek, laag. Indien betrokkene de resocialisatiestappen gaat zetten, moet de praktijk uitwijzen of middels risicomanagement het recidiverisico laag gehouden kan worden. Op dit moment zijn er geen voortekenen dat dit risico tijdens de resocialisatiestappen substantieel zal stijgen. Het zou wel kunnen dat betrokkene af en aan in conflict komt met zijn omgeving en kan komen tot verbale en mogelijk zelfs (lichte) fysieke agressie. Echter, op dit moment valt niet te verwachten dat betrokkene zomaar zal overgaan tot ernstige geweldsplegingen. Indien de terbeschikkingstelling acuut zou worden beëindigd en betrokkene zou terugkeren in de maatschappij, dan neemt het recidiverisico toe tot matig. De vraag is dan namelijk of betrokkene in staat is om zich zonder hulp en toezicht staande te houden, nu hij dit eerder in zijn leven nooit gedaan heeft.
Voortzetting van het verblijf van betrokkene in de klinische setting zal in curatieve zin nog maar van weinig meerwaarde zijn. Het is aanwezen dat betrokkene voortvarend gaat resocialiseren. Daartoe dient in eerste instantie een machtiging onbegeleid verlof verkregen te worden, binnen welk kader hij kan gaan oefenen met onbegeleide verlofbewegingen in de maatschappij. Indien dit goed verloopt, kan de volgende stap gezet worden, inhoudende dat hij gaat wonen buiten de kliniek en aldaar een zinvolle daginvulling opbouwt.
Geadviseerd wordt om de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene met 1 (één) jaar te verlengen, zulks omdat de rapporteur niet uitsluit dat betrokkene na die termijn in aanmerking zou kunnen komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging als substituut voor transmuraal- en proefverlof.
Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met 1 (één) jaar wordt verlengd.
Uit de inhoud van de Pro Justitia rapportage van 15 september 2016, opgesteld door de psychiater Masthoff, volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de terbeschikkinggestelde na een verlenging van 1 (één) jaar mogelijk toe zou zijn aan een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de termijn van de terbeschikkingstelling met 1 (één) jaar te verlengen. De rechtbank geeft de [naam kliniek] in overweging om, indien zij gedurende het komende jaar ziet dat de terbeschikkinggestelde een positieve ontwikkeling doormaakt, tijdig contact op te nemen met de reclassering zodat de reclassering de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kan onderzoeken.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]voornoemd met 1 (één) jaar.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2017.