ECLI:NL:RBAMS:2017:997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
13/067282-00
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor een pedofiele verdachte

Op 2 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1976, die eerder ter beschikking was gesteld op 3 oktober 2011. De vordering van de officier van justitie, ingediend op 14 september 2016, strekte tot verlenging van de verpleging van overheidswege met één jaar. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen in openbare raadkamer gehoord. De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Ondanks eerdere behandelingen en een resocialisatietraject, wordt het recidiverisico als gemiddeld tot hoog ingeschat. De deskundigen hebben geadviseerd om de verpleging te verlengen, omdat er nog te veel onduidelijkheden zijn over de voortgang van de behandeling en het resocialisatietraject. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. De rechtbank benadrukt het belang van monitoring van de prille relatie van de terbeschikkinggestelde en acht een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging op dit moment prematuur.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/067282-00
BESCHIKKING
op de bij de rechtbank op 15 september 2016 ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 14 september 2016, betreffende de terbeschikkinggestelde:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
in het kader van transmuraal verlof begeleid door de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van de GGZ [naam 1] te [plaats 1] ,
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 3 oktober 2011 ter beschikking werd gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 3 november 2016 voor de tijd van 1 (één) jaar werd verlengd, waarbij de beslissing omtrent de dwangverpleging werd aangehouden voor onbepaalde tijd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot verlenging van de termijn van de verpleging van overheidswege met 1 (één) jaar.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de beschikking d.d. 3 november 2016, inhoudende de verlenging van de terbeschikkingstelling met 1 (één) jaar en de aanhouding van de beslissing omtrent de dwangverpleging, met opdracht tot het doen opmaken van een maatregelenrapport;
  • het op 27 januari 2017 uitgebrachte ‘Reclasseringsadvies voorbereiding voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging TBS’ van Reclassering Nederland te [plaats 2] , opgesteld door P.M. Brugman.
De rechtbank heeft op 2 februari 2017 de officier van justitie mr. A.C. Bennis, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. F.P. Holthuis, advocaat te Den Haag, alsmede de deskundigen P.M. Brugman, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, en E.G. Jorritsma, als GZ-psycholoog verbonden aan het Forensisch Psychiatrisch Centrum (hierna: FPC) [naam 2] , in openbare raadkamer gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Aan genoemd
Reclasseringsadvies d.d. 27 januari 2017wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
De [betrokkene] (hierna: betrokkene) is gediagnosticeerd met pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis NAO.
In december 2015 mag betrokkene, nadat hij in 2012 tijdens zijn resocialisatietraject recidiveerde en teruggeplaatst werd naar de behandelunit van FPC [naam 2] Kliniek, opnieuw gaan resocialiseren. Hij wordt overgeplaatst naar een hiervoor bestemde afdeling [naam 3] van de kliniek. Uit de meest recente rapportage, die in juli 2016 door de kliniek is opgesteld, wordt betrokkene omschreven als een man die aan zijn behandelplafond zit en waarbij er in de omschreven diagnostiek en psychopathologie geen grote veranderingen meer worden verwacht. Hoewel hij heeft kunnen profiteren van een langdurige behandeling is de kernproblematiek nog altijd aanwezig en worden de risico’s op recidive nog altijd matig tot hoog geschat. Sinds augustus 2016 verblijft betrokkene in het kader van een transmuraal verblijf op de [naam 4] van GGZ [naam 1] te [plaats 1] , met als doel het vormgeven van het resocialisatieplan en het benodigde risicomanagement. Betrokkene is aangemeld voor forensisch wonen op het terrein van de GGZ en heeft zijn verlof buiten de instelling uitgebreid. Er is een COSA-kring gevormd waar betrokkene aan deelneemt en welke begin november 2016 is gestart.
Sinds augustus 2016 heeft hij een relatie met een oud medewerkster van FPC [naam 2] Kliniek. Dit wordt gezien als een grote verandering en een beschermende factor, gezien de achtergrond van zijn vriendin. Gezien zijn delictgeschiedenis en psychodiagnostiek is het belang groot om de prille relatie te monitoren om te zien welke invloed de relatie heeft op het functioneren van betrokkene en hoe hij omgaat met belangrijke delict gerelateerde factoren als frustraties, teleurstellingen en seksualiteitsbeleving.
Het recidiverisico wordt basis van de RISc gemiddeld tot hoog geschat. Het risico op onttrekking aan voorwaarden is op basis van gegevens over eerdere recidive hoog.
De eerste stappen in het resocialisatietraject zijn gepland. De FPC en de GGZ buigen zich over de mogelijkheden waarbinnen betrokkene kan gaan resocialiseren. Op dit moment kan er weinig worden gezegd over de vraag of betrokkene op langere termijn goed zal blijven functioneren en zich ten opzichte van zijn behandeling en eventueel samenwerking met de reclassering coöperatief zal opstellen.
De conclusie van de reclassering is dat het verzoek naar mogelijkheden voor een toezicht in het kader van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te vroeg komt. Er zijn op dit moment nog teveel onduidelijkheden en vragen en er is ten tijde van het opmaken van deze rapportage nog geen concreet plan van aanpak en risicomanagement ingesteld.
De deskundige Brugman heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Gelet op voormeld advies en het verhandelde in raadkamer, is de rechtbank van oordeel dat de termijn van de verpleging van overheidswege dient te worden verlengd met 1 (één) jaar. De rechtbank is met de officier van justitie en de reclassering van oordeel dat het op dit moment te vroeg is om over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De rechtbank overweegt dat het recidiverisico gemiddeld tot hoog is en dat het risico op onttrekking aan voorwaarden eveneens hoog wordt geschat. De rechtbank acht het van belang dat de prille relatie van de terbeschikkinggestelde de komende tijd wordt gemonitord zodat kan worden bezien welke invloed de relatie heeft op zijn functioneren. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt thans prematuur geacht.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om de officier van justitie reeds op te dragen de reclassering opdracht te geven om voorafgaand aan de volgende terechtzitting opnieuw een maatregelenrapport op te stellen.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]voornoemd met 1 (één) jaar.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2017.