Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 april 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2018 en de daarin vermelde stukken.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van de failliete vennootschap Van Loon B.V. en ABN AMRO BANK N.V. De curator vorderde betaling van een creditsaldo op de rekening van Van Loon, vermeerderd met rente en kosten. De curator stelde dat ABN AMRO geen verrekeningsbevoegdheid meer had, omdat de hoofdelijke schuld van de vennootschappen aan de bank op 5 december 2016 was voldaan. ABN AMRO voerde verweer en stelde dat de verrekening van de debet- en creditsaldi op de rekeningen van de vennootschappen al had plaatsgevonden na de verrekeningsverklaring van 23 april 2015.
De rechtbank oordeelde dat de vennootschappen op grond van de kredietovereenkomst en de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening hoofdelijk aansprakelijk waren voor de vorderingen van ABN AMRO. De rechtbank concludeerde dat de verrekening daadwerkelijk had plaatsgevonden, omdat ABN AMRO de curator had geïnformeerd over de saldi van de rekeningen en de hoogte van de Euribor-leningen. Hierdoor was het banksaldo van Van Loon gereduceerd tot nihil, en werden de vorderingen van de curator afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.
Deze uitspraak benadrukt de gevolgen van hoofdelijke aansprakelijkheid en de voorwaarden waaronder verrekening kan plaatsvinden in faillissementssituaties. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.