ECLI:NL:RBAMS:2018:10050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
635746 / HA ZA 17-985
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van vorderingen in faillissement; hoofdelijke aansprakelijkheid van vennootschappen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van de failliete vennootschap Van Loon B.V. en ABN AMRO BANK N.V. De curator vorderde betaling van een creditsaldo op de rekening van Van Loon, vermeerderd met rente en kosten. De curator stelde dat ABN AMRO geen verrekeningsbevoegdheid meer had, omdat de hoofdelijke schuld van de vennootschappen aan de bank op 5 december 2016 was voldaan. ABN AMRO voerde verweer en stelde dat de verrekening van de debet- en creditsaldi op de rekeningen van de vennootschappen al had plaatsgevonden na de verrekeningsverklaring van 23 april 2015.

De rechtbank oordeelde dat de vennootschappen op grond van de kredietovereenkomst en de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening hoofdelijk aansprakelijk waren voor de vorderingen van ABN AMRO. De rechtbank concludeerde dat de verrekening daadwerkelijk had plaatsgevonden, omdat ABN AMRO de curator had geïnformeerd over de saldi van de rekeningen en de hoogte van de Euribor-leningen. Hierdoor was het banksaldo van Van Loon gereduceerd tot nihil, en werden de vorderingen van de curator afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Deze uitspraak benadrukt de gevolgen van hoofdelijke aansprakelijkheid en de voorwaarden waaronder verrekening kan plaatsvinden in faillissementssituaties. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/635746 / HA ZA 17-985
Vonnis van 8 augustus 2018 (bij vervroeging)
in de zaak van
[naam curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Loon B.V.,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J. Thiele te Alphen aan den Rijn,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de curator en ABN AMRO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 april 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2018 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De besloten vennootschap Van Loon B.V. (hierna: Van Loon), is onderdeel van een groep vennootschappen (hierna: de Groep). De Groep bestaat naast Van Loon uit moedermaatschappij C.T.D. van Loon Beheer B.V. (hierna: Beheer) en zustermaatschappijen Van Loon’s Benzinestations B.V. (hierna: Benzinestations) en Autoservice Van Loon B.V. (hierna: Autoservice).
2.2.
Bij kredietovereenkomst van (laatstelijk) 2 januari 2014 heeft ABN AMRO aan de Groep een krediet in rekening-courant verstrekt van € 100.000,00 en een seizoenskrediet in rekening-courant van € 200.000,00. Daarnaast heeft ABN AMRO bij dezelfde overeenkomst twee 5-jarige EURIBOR-leningen van respectievelijk € 400.000,00 en € 850.000,00 aan Beheer verstrekt.
2.3.
Op deze overeenkomst zijn – onder meer – de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO (voor zakelijke klanten) van november 2011 (hierna: de ABK) van toepassing verklaard.
2.4.
Ingevolge artikel 2.3 van de kredietovereenkomst en artikel I-4.1 van de ABK zijn de vennootschappen alle hoofdelijk aansprakelijk jegens ABN AMRO voor al hetgeen ABN AMRO op enig moment uit hoofde van de kredietovereenkomst of uit welken hoofde dan ook te vorderen heeft of zal hebben, zowel van hen tezamen als van ieder van hen afzonderlijk.
2.5.
Ingevolge artikel I-5 van de ABK is ABN AMRO te allen tijde bevoegd de vorderingen van de Groep op ABN AMRO uit welken hoofde dan ook, zonder voorafgaande verrekeningsverklaring, te verrekenen met haar vorderingen op de Groep, ongeacht of de te verrekenen vorderingen opeisbaar of betaalbaar zijn.
2.6.
Tot zekerheid voor terugbetaling van – kort gezegd – al hetgeen de Groep aan ABN AMRO verschuldigd zal zijn uit hoofde van een rechtsverhouding tussen ABN AMRO en de Groep, zijn door Beheer ten behoeve van ABN AMRO diverse hypotheek- en pandrechten gevestigd, waaronder een viertal rechten van hypotheek op onder meer het registergoed aan de [adres] te [plaats] .
2.7.
Bij brief van 9 april 2015 heeft ABN AMRO het gehele aan de Groep verstrekte krediet opgezegd en verzocht het onder de kredietfaciliteit verschuldigde bedrag uiterlijk 23 april 2015 aan ABN AMRO te voldoen. In deze brief staat vermeld dat de Groep gebonden blijft aan de bepalingen van de kredietovereenkomst totdat de schuld(en) bij ABN AMRO volledig is/zijn voldaan en administratief is/zijn afgewikkeld.
2.8.
Op 21 april 2015 zijn Van Loon en Autoservice door de rechtbank Den Haag in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator tot curator en mr. G.H.M. Smelt tot rechter-commissaris.
2.9.
Bij brief van 23 april 2015 heeft ABN AMRO haar vordering op Van Loon en Autoservice ter verificatie ingediend bij de curator. ABN AMRO heeft aan de curator, voor zover thans van belang, bericht:
“Hierbij delen wij u mede, dat wij van gefailleerden uit hoofde van een mede aan hen verleende kredietfaciliteit te vorderen hebben een bedrag van EUR 1.173.232,16 exclusief rente, kosten (…). Wij administreren de volgende rekeningen; ten name van Autoservice Van Loon B.V. EUR 46.732,25 debet in rekening-courant, ten name van Van Loon B.V. EUR 133.683,02 credit in rekening-courant, ten name van Loon’s Benzinestations B.V. EUR 88,= credit in rekening courant en ten name van C.T.D. van Loon Beheer B.V. EUR 90.270,83 debet in rekening-courant en uit hoofde van een tweetal leningen EUR 320.000,= respectievelijk EUR 850.000,=. Gefailleerden zijn hoofdelijk mee verbonden voor de schulden van de andere vennootschappen. (…) Wij verzoeken u ons voor het bovengenoemde bedrag van EUR 1.173.232,16 op te nemen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen (…).”
2.10.
In november 2016 heeft Beheer aan ABN AMRO aangegeven dat zij voornemens is het registergoed aan de [adres] te [plaats] te verkopen en heeft zij ABN AMRO verzocht om royement van de gevestigde hypotheken.
2.11.
Bij brief van 23 november 2016 heeft ABN AMRO aan de notaris geschreven, voor zover thans van belang:
“De bank verstrekt u volmacht tot de doorhaling van de (…) hypothecaire inschrijving onder de hierna genoemde voorwaarden. (…) De openstaande vordering van de bank op C.T.D. van Loon Beheer B.V. beloopt per 22-11-2016 een bedrag van EUR 1.114.875,48 (te vermeerderen met de overeengekomen rente en kosten) (…).”
2.12.
Op 30 november 2016 heeft de overdracht plaatsgevonden van het registergoed aan de [adres] te [plaats] . De verkoopprijs van het registergoed bedroeg
€ 2.100.000,00.
2.13.
Op 30 november 2016 heeft ABN AMRO de volgende rekening-courantstanden van de Groep geadministreerd:
Vennootschap
Stand rekening-courant
Beheer
€ 416.349,41 -/-
Van Loon
€ 370.324,14
Autoservice
€ 9.759,70 -/-
Benzinestation
€ 14.774,09
Daarnaast had Beheer uit hoofde van de Euribor-leningen op dat moment een schuld van
€ 1.050.000,00. Dit resulteert in een saldo van € 1.091.010,88 negatief.
2.14.
De notaris heeft ter afwikkeling van de verkoop op 2 december 2016 een bedrag van € 1.115.793,88 overgemaakt aan ABN AMRO. Op 5 december 2016 heeft de notaris een bedrag van € 574.003,91 overgemaakt op de rekening van Beheer. Het restant van de verkoopprijs bedroeg € 357.161,58 en is uitbetaald aan overige crediteuren.
2.15.
Op 19 december 2016 heeft de heer [naam medewerker] , medewerker bijzonder beheer bij ABN AMRO, namens ABN AMRO per e-mail aan de curator bericht:
“In tegenstelling tot hetgeen u stelt vallen de geïncasseerde vorderingen niet in de boedel maar komen deze toe aan de bank/beheer,
Beheer heeft haar onroerend goed verkocht en een bedrag aan de bank overgemaakt zodat gesaldeerd sprake is van een positief saldo. Verrekening heeft nog niet plaatsgevonden. De vordering van failliet op de bank bestaat dus nog. Als verrekening wel had plaatsgevonden subrogeert Beheer in de rechten van de bank, (…).”
2.16.
Bij brief van 8 februari 2017 heeft de curator aan ABN AMRO verzocht om het saldo van de rekening-courant van Van Loon over te maken aan de boedel van Van Loon. De curator heeft onder meer het volgende bericht:
“Uit een overzicht van de bankstanden blijkt dat op dit moment slechts een minstand bestaat voor het eveneens failliete Autoservice van Loon BV van € 9.938,49 (bijlage 2). Voor het overige bestaat er geen vordering meer van de bank op de vennootschappen. Slechts voor deze € 9.938,49 bestaan er dan ook verrekeningsmogelijkheden voor de bank. (…)
Hiernaast verzoek ik u om het resterende bedrag van € 360.368,41 (370.306,90 minus 9.938,49) binnen 7 dagen na verzending van deze brief over te maken op de boedelrekening van Van Loon (…).”
2.17.
Bij e-mail van 21 februari 2017 heeft de heer [naam medewerker] namens ABN AMRO hierop gereageerd en schrijft, voor zover van belang:
“De saldi op alle rekeningen bedroegen per datum transport van het onroerend goed;
(…)
Zoals u ziet is in de afrekening de verrekening met de (credit-) saldi van de failliete vennootschappen rekening gehouden. Dat fysieke verrekening op dit moment nog niet heeft plaatsgevonden doet daaraan niets af. Aldus heeft de boedel een regresvordering op Beheer. (...)”
2.18.
Nadien hebben partijen nog onderling gecorrespondeerd. ABN AMRO heeft op enig moment niet meer gereageerd, waarna de curator ABN AMRO heeft gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert samengevat - veroordeling van ABN AMRO tot betaling van € 373.196,84, vermeerderd met de wettelijke rente over € 367.945,25 vanaf 7 september 2017. Voorts vordert de curator veroordeling van ABN AMRO in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonniswijzing, alsmede in de nakosten.
3.2.
De curator legt aan zijn vordering - kort gezegd - het navolgende ten grondslag. De gevorderde hoofdsom betreft het creditsaldo van de rekening van Van Loon op 5 februari 2017 van € 370.306,90, verminderd met het debetsaldo van de rekening van Autoservice op diezelfde datum ad € 9.938,49 , vermeerderd met rente van € 5.251,57 en buitengerechtelijke kosten van € 7.576,84. Deze banksaldi zijn door de curator vastgesteld op 5 februari 2017 op basis van een overzicht van ABN AMRO van de bankstanden van dat moment. ABN AMRO dient het creditsaldo van de rekening van Van Loon aan de curator te betalen, nu ABN AMRO thans behoudens het debetsaldo van de rekening van Autoservice, geen verrekeningsbevoegdheid meer toekomt. De door ABN AMRO voorgenomen verrekening van de hoofdelijke schuld van de Groep met het creditsaldo van Van Loon is niet meer mogelijk, omdat deze hoofdelijke schuld op 5 december 2016, althans op 15 december 2016 is voldaan. Immers op 5 december 2016 heeft de notaris een bedrag van € 574.003,91 overgemaakt op de rekening van Beheer. Hierdoor is de debetstand op de rekening van Beheer omgezet in een creditstand van € 157.654,50. Op 15 december 2016 is vervolgens door Beheer € 1.050.000,00 overgemaakt aan ABN AMRO ter voldoening van haar hypotheekschuld. Daardoor resteert voor ABN AMRO alleen nog een vordering van € 9.759,70 op Autoservice vanwege de debetstand op haar rekening alsmede een vordering van € 24.783,00 terzake rente en kosten. Dat voor 5 december 2016 geen verrekening heeft plaatsgevonden blijkt uit de door ABN AMRO opgegeven saldi van de rekening-courantrekeningen van de Groep en wordt ook bevestigd door de heer [naam medewerker] in zijn e-mail van 19 december 2016 en zijn brief van 21 februari 2017.
3.3.
ABN AMRO voert verweer. Zij heeft aangevoerd dat de debet- en creditstanden op de rekeningen van de Groep na de verrekeningsverklaring van 23 april 2015, of in ieder geval van 23 november 2016, door ABN AMRO met elkaar zijn verrekend. Vanaf dat moment hadden de vennootschappen met (voorheen) een creditsaldo op hun rekening derhalve geen individuele vordering meer op ABN AMRO, maar bestond er alleen nog een hoofdelijke schuld van € 1.173.232,16 per 23 april 2015 danwel van € 1.115.793,88 per 23 november 2016 inclusief rente en kosten van de Groep aan ABN AMRO. Dat deze verrekening nog niet zichtbaar was op de verschillende rekeningen van de vennootschappen maakt dit niet anders. Dat is enkel een administratieve handeling van de bank. De vordering dient daarom te worden afgewezen, aldus ABN AMRO.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vennootschappen op grond van artikel 2.3 van de kredietovereenkomst en artikel I-4.1 van de ABK alle hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens ABN AMRO voor al hetgeen ABN AMRO op enig moment uit hoofde van de kredietovereenkomst of uit welken hoofde dan ook te vorderen heeft of zal hebben. Voorts staat vast dat op 21 april 2015, het moment van faillietverklaring, de rekeningen van Van Loon en Benzinestation een creditsaldo hadden en de rekeningen van Autoservice en Beheer een debetsaldo en dat nog een bedrag verschuldigd was vanwege de Euribor-leningen. Verder is door de curator niet weersproken dat deze bedragen ten tijde van de faillietverklaring over en weer opeisbaar waren en dat ABN AMRO, gelet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennootschappen, op dat moment bevoegd was tot verrekening van de credit- en debetstanden en de schuld uit hoofde van de Euribor-leningen.
4.2.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of verrekening ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Ingevolge artikel 6:127 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is sprake van verrekening wanneer een schuldenaar een bevoegdheid tot verrekening heeft en hij daarnaast aan zijn schuldeiser heeft verklaard dat hij zijn schuld met zijn vordering verrekent. Dat de bevoegdheid tot verrekening bestond, staat gelet op hetgeen hiervoor in 4.1. is overwogen tussen partijen vast. De voorts voor verrekening vereiste verrekeningsverklaring is, nog daargelaten of deze verklaring nodig is gelet op artikel I-5 van de ABK, vervat in de brief van 23 april 2015 van ABN AMRO aan de curator. In deze brief heeft ABN AMRO alle vennootschappen van de Groep vermeld met de banksaldi van de vennootschappen op dat moment en de hoogte van de Euribor-leningen. Ook heeft ABN AMRO geschreven dat Van Loon en Autoservice, de gefailleerden, hoofdelijk verbonden zijn tot betaling van de schulden van de andere vennootschappen. ABN AMRO heeft verder in deze brief aangegeven dat zij een bedrag van € 1.173.232,16 exclusief kosten te vorderen heeft van Van Loon en Autoservice en ze heeft de curator gevraagd om dit bedrag op te nemen in de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen. Uit dit schrijven valt, ook voor de curator, af te leiden dat dit bedrag tot stand is gekomen door saldering van de vier bankrekeningen en de Euribor-leningen. Immers, zonder saldering zou sprake zijn van een te vorderen bedrag van € 1.307.003,08 (€ 1.170.000,00 + € 90.270,83 + € 46.732,25). Door deze verklaring vindt ingevolge 6:127 BW verrekening plaats en gaan de verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet. Hiermee is het banksaldo van Van Loon op dat moment derhalve gereduceerd tot nihil. De door de curator gevorderde hoofdsom, alsmede de daarover gevorderde rente en de gevorderde buitengerechtelijke kosten dienen om die reden te worden afgewezen.
4.3.
Dat ABN AMRO de verrekening administratief, dat wil zeggen op de weergave van de rekening-courantverhouding, nog niet heeft verwerkt, maakt dit niet anders. Wel geeft deze handelswijze, samen met de verwarrende correspondentie van de heer [naam medewerker] namens ABN AMRO, aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. F.S. van der Slot-Beemster, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018 (bij vervroeging). [1]

Voetnoten

1.type: