De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen. Verdachte heeft in april 2014 een beroep gedaan op de inkeerregeling en aangegeven dat hij een groot bedrag op een Zwitserse bankrekening had staan. Hierbij heeft hij een overzicht gevoegd van de saldi van de Zwitserse bankrekening. De verklaring van verdachte over de herkomst van het vermogen was onvoldoende onderbouwd en niet verifieerbaar, waarna een onderzoek door de FIOD is gestart. Uit dit onderzoek is het vermoeden ontstaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van gelden die van enig misdrijf afkomstig zijn.
Namens verdachte is aanvankelijk verklaard dat het geld afkomstig was van de verkoop van een discotheek. Verdachte is in de gelegenheid gesteld de legale herkomst van het geld kenbaar te maken door het afleggen van een verklaring en het overleggen van stukken waaruit de herkomst van de gelden uit Zwitserland blijkt. In zijn verklaring bij de FIOD zegt verdachte dat hij het geld in de jaren 1993-1998 zwart heeft verdiend met het uitbaten van een discotheek, dat hij de omzet niet in een boekhouding heeft verantwoord en dat hij op een gegeven moment een groot bedrag thuis had liggen dat hij op aanraden van anderen op een rekening in Zwitserland heeft ondergebracht. Verdachte heeft zijn verklaring onvoldoende met documenten kunnen onderbouwen en hij heeft niet willen verklaren wie de eigenaren van de discotheek waren en wie hem heeft geadviseerd zijn geld in Zwitserland onder te brengen
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte op cruciale punten niet te controleren en onaannemelijk is.
Een meer aannemelijke verklaring voor de herkomst van het geld is – volgens de officier van justitie –, dat dit uit misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft meerdere antecedenten op grond van de Opiumwet en uit politiemutaties blijkt dat hij in verband wordt gebracht met het aanwezig hebben van harddrugs en voorbereidingshandelingen ex artikel 2 en 3 van de Opiumwet.
Verdachte is in 2007 door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie waarbij de pleegperiode is vastgesteld op tijdstippen in de periode rond 1 januari 2000.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de eerste keer dat iemand in verdovende middelen zou willen gaan handelen, er niet direct grote partijen worden geleverd. Verdachte is met een zeer grote hoeveelheid gepakt in 2001. Het is daarom waarschijnlijker dat hij langer heeft gehandeld in verdovende middelen alvorens hij in staat was dergelijke hoeveelheden te kunnen vervoeren.
De officier van justitie gaat er in elk geval ook vanuit dat het door verdachte in Zwitserland ondergebrachte geld afkomstig is van zijn betrokkenheid bij voornoemde drugshandel in de periode van de discotheek en na de sluiting daarvan. De officier van justitie komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het vermogen dat verdachte in Zwitserland heeft ondergebracht in elk geval deels, middellijk dan wel onmiddellijk, van misdrijf afkomstig is en dat hij dit geld heeft witgewassen. Verdachte heeft bewust de herkomst van het geld geprobeerd te verbergen door het in Zwitserland op een rekening te storten.