In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Griekse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 augustus 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Griekenland in 1951, werd beschuldigd van oplichting, een feit dat ook onder Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de garantie ontvangen van de Griekse autoriteiten dat, indien hij in Griekenland wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland kan worden ondergaan.
De rechtbank heeft de procedure verlengd om voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldige afweging van de overlevering. Tijdens de openbare zitting op 11 december 2018 was de officier van justitie aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, onder verwijzing naar de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet.