Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
[verzoeker]
de besloten vennootschap [verweerster]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Feiten
Beoordeling
Vervallen van arbeidsplaatsen
€ 37.000,- negatief.
Ontslagvolgorde
Herplaatsing
Verzoek en verweer
Primair:I. [verweerster] te veroordelen om, binnen 24 uur na betekening van de in deze te wijzen beschikking, de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen vanaf 31 juli 2018 of de opzegging te vernietigen, dan wel te herstellen vanaf een door de kantonrechter te bepalen termijn en in dat geval een voorziening te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst, zulks in alle gevallen op straffe van een dwangsom;
II. [verweerster] te veroordelen om, binnen 24 uur na betekening van de in deze te wijzen beschikking het achterstallig salaris, vermeerderd met vakantiebijslag en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging aan [verzoeker] te voldoen;
Subsidiair:I. [verweerster] te veroordelen om, 24 uur na betekening van de in deze te wijzen beschikking, dan wel binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 217.043,68 bruto, dan wel een ander bedrag;
II. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van het hiervoor genoemde bedrag tot algehele voldoening heeft plaatsgevonden;
III. te verklaren voor recht dat [verweerster] de transitievergoeding ad € 28.080,- bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen ander bedrag aan [verzoeker] verschuldigd is;
IV. te verklaren voor recht dat [verweerster] aan [verzoeker] de wettelijke rente over de transitievergoeding verschuldigd is vanaf de maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd tot algehele voldoening heeft plaatsgevonden;
V. te verklaren voor recht dat [verweerster] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] ;
VI. het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en [verzoeker] met onmiddellijke ingang te vernietigen, dan wel de looptijd te beperken;
Primair en subsidiair:I. [verweerster] te veroordelen in de kosten van de procedure;
II. [verweerster] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 15.000,- netto voor advocaatkosten inclusief BTW, dan wel een ander bedrag;
Beoordeling
Procedure & bedrijfseconomisch ontslag
a. de werkgever kan veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen indien de opzegging in strijd is met artikel 7:669, lid 3, onderdeel a of b BW;
b. aan de werknemer, bij een opzegging in strijd met artikel 669, lid 3, onderdeel a BW, ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen indien herstel in redelijkheid niet mogelijk is vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Ingevolge artikel 7:669 lid 1 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt op grond van artikel 7:669, lid 3, aanhef en onder a BW verstaan het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van de arbeidsplaats als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
Bedrijfseconomische noodzaak
noodzaak de arbeidsplaats van [verzoeker] te laten vervallen en [verweerster] haar
herplaatsingsverplichting niet heeft geschonden, is er niet in strijd met artikel 7:669 lid
3 BW opgezegd. De slotsom is dan ook dat het ontslag stand houdt, hoe teleurstellend
dit ook is voor [verzoeker] , die zich jaren lang naar volle tevredenheid van [verweerster] heeft
ingezet voor het bedrijf en wiens rol binnen de organisatie ook van belang is geweest.
Voor een billijke vergoeding is in de gegeven omstandigheden geen plaats, ook al moet
het [verzoeker] worden nagegeven dat de wijze waarop [verweerster] afscheid van hem heeft
genomen (of liever gezegd hem heeft belet afscheid te nemen van zijn naaste collega’s)
geheel geen recht doet aan zijn staat van dienst. Ondanks deze constatering ontbreekt
echter een grondslag voor toekenning van een op artikel 7:682 BW gebaseerde billijke
vergoeding. De primaire en de subsidiaire verzoeken zullen derhalve worden
afgewezen, voor zover hieronder niet anders wordt bepaald.
heeft opgemaakt en voldaan. De kantonrechter gaat er daarom (alsmede omdat [verzoeker]
dit verzoek ook niet verder heeft toegelicht) vanuit dat inmiddels geen sprake is
van achterstallig salaris, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
Verklaring voor recht dat de transitievergoeding van € 28.080,- bruto verschuldigd is en de wettelijke rente daarover
toegewezen. Ten tijde van de mondelinge behandeling (28 augustus 2018) was de
bij de salarisronde van augustus 2018. Voor het geval dit onverhoopt niet is
gebeurd, wordt de wettelijke rente over de transitievergoeding toegewezen vanaf 1
september 2018.
zodat [verzoeker] bij deze verzoeken geen belang meer heeft.
grond, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
kosten draagt.