Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
verzoekers, tevens verweerders van zelfstandige tegenverzoeken
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar
[verweerder]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[betrokkene 1] ( [functie] ), vergezeld door mr. Molenaar. [verweerder] is verschenen, vergezeld door mr. Zeeuwen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht en op vragen van de kantonrechter hebben geantwoord.Na de zitting hebben partijen bij brieven van 18 en 19 december 2018 gereageerd op een nadere vraag van de kantonrechter over zijn bevoegdheid van het verzoek kennis te nemen. Vervolgens is beschikking bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
1 maart 2006 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Stern Auto en is laatstelijk werkzaam in de functie van (titulair) [functie] [bedrijf 2] . Per 1 januari 2018 is [verweerder] tevens feitelijk werkzaam als [functie] (B) van [bedrijf 2] , hetgeen per 1 juli 2018 is geëffectueerd. Hij is door Stern voor deze functie gevraagd en werd in het bijzonder belast met het uitvoeren van het zogenaamde Fast Forward programma. Het bruto salaris bedraagt € 17.000,00 per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is een tantième/bonusregeling van toepassing.
“
Na een lang en uitgebreid aanlooptraject heb jij mij rond 1 januari j.l. benoemd tot [functie] en gaf jij een go op de implementatie van het Fast Forward programma. De functie is voor mij een logische vervolgstap, past uitstekend en mijn benodigde competenties worden onderschreven door [betrokkene 1] . Ik heb mijn opvolger voor Stern 1 geworven en zit middenin de overdracht. Dit is in overleg en gedegen gegaan en de eerste ervaringen zijn goed. Door mijn lange dubbelrol ben ik feitelijk pas vanaf 1 juli j.l. fulltime in de mogelijkheid om mij te richten op de noodzakelijke turnaround van het dealerresultaat, het integreren in één dealergroep en de implementatie van het FF programma. Al met al een serieuze taak waarbij ik in elk geval jouw volledige mandaat, openlijke steun en overleg nodig heb om het tot een succes te maken. Helaas worden deze belangrijke randvoorwaarden door jou niet ingevuld, ondanks herhaalde verzoeken en reacties van mij aan jou. Dit leidt tot een voor mij onwerkbare en ziekmakende situatie en geeft Stern niet de verwachte resultaten.(…)Ik stel vast dat ik met jou vaak verschil van inzicht heb op belangrijke dossiers als [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , vestigingsbeleid, reductie holdingskosten, snelheid van transformatie, [functie] , indeling [bedrijf 5] in cluster 4, etc.De samenwerking tussen ons lijkt als gevolg van het bovenstaande onwerkbaar geworden. Ook in ons gesprek van hedenmiddag komt er naar mijn idee op geen enkele voorwaarde een oplossingsrichting. Jij hebt mij verzocht het eea in de mail te zetten om het te delen met de RvC. Op mijn vraag hoe nu verder heb je mij aangegeven dat ik dispensatie heb voor het Coreteam en de Directievergadering van morgen. Jij zou melden dat we verschil van inzicht hebben in de invulling van mijn functie. Verder ben ik vooralsnog gewoon aan het werk. Jij zei de situatie a.s. maandag/dinsdag aan de RvC voor te leggen waaruit ik verwacht uiterlijk dinsdag a.s. iets te mogen vernemen van je. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik in goed overleg tot een oplossing wil komen.Het spijt mij je zo te moeten berichten. Het doet me oprecht veel verdriet dat ik na 12,5 jaar enorme investering in Stern door bovenstaande niet de reis kan afmaken.”
Verzoek
Verweer en de tegenverzoeken van [verweerder]
Tevens verzoekt [verweerder] om hem ten laste van Stern een billijke vergoeding van
- ten onrechte en zonder enige vorm van nader overleg direct heeft geconcludeerd dat een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat;
- heeft miskend dat [verweerder] uit hoofde van zijn functie en wettelijke verplichtingen gehouden is zich kritisch jegens zijn medebestuurder op te stellen, zeker waar er – zoals in onderhavig geval – meer dan voldoende aanleiding was om kritisch te zijn;
- heeft miskend dat [verweerder] de facto als klokkenluider moet worden gezien, nu hij serieuze onregelmatigheden heeft aangekaart bij Stern, na veelvuldig overleg met – en onder aanmoediging van – de Raad van Commissarissen;
- reeds voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering van 28 september 2018 heeft bevestigd en gecommuniceerd dat [verweerder] zou worden ontslagen, met alle schadelijke en onomkeerbare gevolgen van dien;
- [verweerder] in strijd met de verplichtingen op grond van artikel 2:8 en 2:15 BW heeft ontslagen als statutair bestuurder (omdat de redenen voor het ‘voorgenomen’ ontslag niet op voorhand met hem waren gedeeld en het ontslag op voorhand al vaststond), hem vervolgens per direct zonder enige grond heeft geschorst en zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd;
- [verweerder] in strijd met de verplichtingen op grond van artikel 2:8 en 2:15 BW voor een tweede keer heeft ontslagen als statutair bestuurder (omdat het ontslag op voorhand al vaststond) en hem vervolgens opnieuw zonder enige grond heeft geschorst;
- tot tweemaal toe op schadelijke, onzorgvuldige en onprofessionele wijze over het ontslag van [verweerder] en zijn persoon, intern en extern, heeft gecommuniceerd, met alle schade van dien voor zijn reputatie, naam en carrièreperspectieven;
- haar herplaatsingsverplichting ex artikel 7:669 lid 1 BW niet is nagekomen;
- [verweerder] heeft ontslagen zonder redelijke grond;
- [verweerder] door de bewuste vertraging van het herziene verzoekschrift heeft geschaad in zijn verdediging tegen de onterechte en schadelijke verwijten aan zijn adres als opgenomen onder het kopje ‘nagekomen informatie’ van het verzoekschrift, waarbij een rol speelt dat [verweerder] – ondanks het op 21 november 2018 gewezen vonnis in kort geding (zie 1.8.) – opnieuw is tegengewerkt om de benodigde informatie te verkrijgen;
- [verweerder] op oneigenlijke gronden probeert verder zwart te maken en hem ten onrechte gesjoemel met privé auto’s verwijt.
€ 51.000,00 bruto, althans van een door de kantonrechter te bepalen bedrag, het bedrag van € 19.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% alsmede de wettelijke rente over de wettelijke verhoging.
Beoordeling
19 november 2018 van [betrokkene 4] ( hierna: [betrokkene 4] ), zoals door Stern is overgelegd. In de e-mail geeft [betrokkene 4] een algemene toelichting op de autoregeling die door [verweerder] is toegepast. In de e-mail bevestigt [betrokkene 4] dat hij in de periode waarin [verweerder] aan [betrokkene 4] heeft gerapporteerd aan [verweerder] de bedoelde autoregeling heeft aangeboden, welke regeling onder meer inhield dat [verweerder] jaarlijks een privé auto mocht aanschaffen bij Stern Auto en weer mocht verkopen aan Stern Auto en dat daarbij de afschrijvings- en rentekosten van de auto voor rekening van de onderneming kwamen. De kosten voor het onderhoud, de verzekering en de houderschapsbelasting kwamen dan voor rekening van [verweerder] . [betrokkene 4] verklaart verder dat de afwijkende regeling van [verweerder] bij Stern Groep bekend was en dat soortgelijke afwijkende regelingen ook golden voor andere functionarissen binnen Stern Groep, in welk verband [verweerder] verwijst naar de afwijkende regelingen die worden gehanteerd door [belanghebbende] en [betrokkene 5] .