Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[plaats 1] , op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex [locatie] in [plaats 2] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De bewezenverklaring
5.Waardering van het bewijs
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
2 oktober 2018 en van de op de terechtzitting gegeven toelichting van deskundige mevrouw
S. van Niekerken van GGZ Reclassering Inforsa. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemde beschikking van de IND die de raadsman ter terechtzitting heeft overgelegd. De reclassering heeft schriftelijk geadviseerd bij veroordeling verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling en een ambulante behandeling om zo tot een gedragsverandering te komen. Reden hiervoor is dat verdachte nog geen jaar geleden is uitgestroomd uit de ISD-maatregel en dat het opleggen van een nieuwe ISD-maatregel tot gevolg heeft dat verdachte zijn woning verliest, terwijl het hebben van een woning juist een belangrijke rol lijkt te spelen bij zijn motivatie voor een klinische behandeling. De beschikking van de IND houdt in dat de verblijfsvergunning van verdachte is ingetrokken vanaf 28 oktober 2017 en dat verdachte Nederland en de Europese Unie meteen moet verlaten. Daarbij heeft verdachte een inreisverbod voor de duur van tien jaren opgelegd gekregen. Mevrouw Van Niekerken heeft op de terechtzitting verklaard dat zij het schriftelijke advies handhaaft, omdat beroep tegen de beschikking van de IND wordt ingesteld en verdachte daardoor mogelijk toch in Nederland kan blijven, en de uitkomst van deze procedure kan worden afgewacht. De rechtbank ziet deze ruimte niet, gelet op de verschafte informatie over de huidige vreemdelingrechtelijke status van verdachte. De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat voornoemde beschikking van de IND tot gevolg heeft dat verdachte op dit moment geen geldige verblijfsvergunning meer heeft waardoor het aannemelijk is geworden dat het geadviseerde behandeltraject in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf, niet kan worden uitgevoerd. De rechtbank zal verdachte daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gezien de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken en gezien de veelvuldige recidive van verdachte is een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
4 (vier) maanden.