ECLI:NL:RBAMS:2018:10128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
13/741090-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor winkeldiefstal met eerdere veroordeling

Op 19 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 25 april 2018 in Amsterdam twee flessen bier heeft gestolen uit een Hema-winkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en dat er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds deze eerdere veroordeling. De verdachte is in de Basisregistratie Personen ingeschreven en heeft op het moment van de zitting een werkplek en huisvesting. Tijdens de zitting op 5 oktober 2018 heeft de officier van justitie, mr. R.N. Refos, een gevangenisstraf van 30 dagen geëist, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en een verplichte ambulante behandeling. De rechtbank heeft de strafeis gevolgd, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en een behandeling voor zijn alcoholverslaving. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. I. Verkaik.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/741090-18
Datum uitspraak: 19 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [plaats 1] in [land], en verblijvend op het adres [adres 2] , [plaats 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.N. Refos, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. R.G.M. Rijkhoff, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 april 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer flessen drank (bier), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hema (filiaal [adres 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(artikel 310, 43a Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 25 april 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen bier toebehorende aan winkelbedrijf Hema, filiaal [adres 3] , zulks terwijl tijdens het plegen van het voren omschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij opgelegd de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een verplichte ambulante behandeling. Hij heeft gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. In strafverzwarende zin weegt mee dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 september 2018 blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor met name diefstallen en dat er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds hij voor dergelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Verder blijkt uit het uittreksel dat verdachte sinds dit feit niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van
9 augustus 2018. Verdachte had ten tijde van dit advies geen huisvesting, inkomen en dagbesteding en kampt met een alcoholverslaving. De kans op recidive werd hoog ingeschat. De reclassering zag onvoldoende mogelijkheden voor hulpverlening binnen een reclasseringstoezicht, omdat het vanwege de verblijfstatus van verdachte niet mogelijk was hem aan te melden voor een traject voor begeleid wonen en voor een uitkering. De reclassering adviseerde verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De raadsvrouw heeft op de terechtzitting stukken overgelegd waaruit blijkt dat verdachte sinds 10 september 2018 uitzendwerk heeft en daarmee samenhangend huisvesting en een ziektekostenverzekering. Reclasseringswerker mevrouw K. van der Heijden heeft op de terechtzitting verklaard dat het gezien deze stand van zaken toch mogelijk is verdachte door middel van bijzondere voorwaarden te begeleiden. De rechtbank zal de strafeis dan ook volgen en verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met bijzondere voorwaarden, zodat verdachte verplicht aan de slag gaat met de behandeling voor zijn alcoholverslaving.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 43a en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 17 (zeventien) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
1. zich binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis contact opneemt met GGZ Reclassering Inforsa (telefoonnummer: ( [telefoonnummer] ) om zijn meldplicht en bijzondere voorwaarden te bespreken. Hierna moet verdachte zich blijven melden bij de reclassering - of een door de reclassering aangewezen instelling in de regio waar verdachte verblijft - zo vaak en zolang de reclassering of de door de reclassering aangewezen instelling dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
2. meewerkt aan een ambulante behandeling met als doel de alcoholverslaving aan te pakken en medewerking verleent aan een kortdurende klinische opname indien dit noodzakelijk is. De reclassering - of een door de reclassering aangewezen instelling in de regio van verdachte - kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname noodzakelijk is, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering - of de door de reclassering aangewezen instelling - noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. CH.A. van Dijk en S. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2018.