ECLI:NL:RBAMS:2018:10155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
13/741285-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met recidive

Op 7 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 26 november 2017 in Amsterdam een jas ter waarde van 649,99 euro heeft weggenomen uit een winkel. Daarnaast was er een tweede tenlastelegging van een eerdere diefstal van een telefoon op 10 juni 2017, maar de rechtbank heeft de verdachte hiervoor vrijgesproken, omdat zijn betrokkenheid niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand passend was, gezien de frequentie van recidive en de ernst van de diefstal. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat het bewezen geachte feit niet in de proeftijd is gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/741285-17 en 23/002173-14 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 7 maart 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag 1] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Duker en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.J. Verbeek naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas (ter waarde van 649,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [naam winkel] (gelegen aan het [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
(parketnummer 684268-17)
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Mediamarkt (gevestigd aan de [vestiging]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat zijn betrokkenheid bij de diefstal niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld. Zo is de gestolen telefoon in de tas van [persoon] aangetroffen en is zij veroordeeld voor het plegen - en niet voor het medeplegen - van diefstal. Het onder 1 ten laste gelegde acht de officier van justitie bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van het onder 2 ten laste gelegde bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank vindt – met de officier van justitie – het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de bewijsmiddelen, die in de
bijlagevan dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft een jas in zijn tas gedaan zonder deze af te rekenen. Een dergelijke handeling wordt aangemerkt als diefstal, nu verdachte daarmee de jas in zijn bezit had en buiten het bereik van de eigenaar heeft gebracht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 26 november 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas ter waarde van 649,99 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [naam winkel].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij, gelet op de frequente recidive, de waarde van de jas en het gebruik van een geprepareerde tas, tot een hogere straf komt dan hetgeen de oriëntatiepunten van de rechtbank voorschrijven. Ook heeft zij aangevoerd dat verdachte - nu zij ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak vordert - niet meer voldoet aan de harde criteria om in aanmerking te komen voor een ISD-maatregel, waardoor zij dit ook niet zal vorderen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht aansluiting te zoeken bij haar oriëntatiepunten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, gedateerd 7 februari 2018, blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig voor strafbare feiten is veroordeeld, onder meer ter zake van (winkel)diefstallen. Ook nu heeft verdachte zich weer schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit dat, naast schade, vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Als oriëntatiepunt voor diefstal met frequente recidive geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 10 januari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/002173-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 6 januari 2015 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 150 dagen gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 50 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat het onder 1 ten laste gelegde niet is gepleegd in de proeftijd en dat verdachte niet veroordeeld wordt voor het onder 2 ten laste gelegde, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank zal derhalve de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op het grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • 1 stk koptelefoon JBL Headset, kleur: zwart
  • 1 stk koptelefoon JBL Headset, kleur: oranje
Wijst afde vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 22/002173-14.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en J.J. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2018.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]