ECLI:NL:RBAMS:2018:1212

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3670
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.L. Fernig - Rocour
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van de aanvraag voor een exploitatievergunning voor een coffeeshop in Amsterdam-Zuidoost

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een man uit Amsterdam, en de burgemeester van Amsterdam over de afwijzing van zijn aanvraag voor een exploitatievergunning voor een coffeeshop. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 3 mei 2016, en het bezwaar van de eiser werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 10 mei 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag buiten de pilot voor coffeeshops is ingediend en dat de eiser niet behoort tot de geselecteerde ondernemers die aan de pilot deelnamen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de burgemeester niet gehouden was om een nieuwe selectie te houden, aangezien de eiser al in 2004 was afgevallen in de selectieprocedure voor coffeeshops in Amsterdam-Zuidoost.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de geheimhouding van bepaalde stukken gerechtvaardigd was en dat de eiser toestemming had gegeven voor het inzien van deze stukken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het vermeende misbruik van bevoegdheid door de burgemeester, verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling en dat de burgemeester de aanvraag van de eiser terecht had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2018 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Mathoerapersad),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Klugkist).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een exploitatievergunning, speelautomaten en Drank- en Horecawetvergunning voor een coffeeshop op het [adres] te Amsterdam, afgewezen.
Bij besluit van 10 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft een aantal stukken overgelegd met het verzoek dat alleen de rechtbank kennisneemt van de inhoud ervan, met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft bepaald dat de geheimhouding van deze stukken gerechtvaardigd is. Van deze stukken is de openbaarmaking namelijk geweigerd op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De procedure die eiser heeft lopen over zijn Wob-verzoek is nog niet afgerond.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is aan de zijde van verweerder mr. M.M. Jong-A-Kiem verschenen.
Eiser heeft de rechtbank ter zitting toestemming verleend om kennis te nemen van de stukken als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere vragen te beantwoorden. Bij brief van 10 november 2017 heeft verweerder een nadere reactie ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 28 november 2017.
De rechtbank heeft partijen in de brief van 14 november 2017 meegedeeld dat zij het niet nodig vindt om de zaak opnieuw op zitting te behandelen, tenzij één van de partijen aangeeft dat hij mondeling op de zitting wil worden gehoord. Binnen de gestelde termijn is geen reactie van partijen ontvangen. Vervolgens heeft de rechtbank op 12 december 2017 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij brief van 22 juli 2004 heeft eiser een voorstel ingediend met betrekking tot de realisatie van een coffeeshop in Amsterdam Zuidoost .
2. Bij brief van 29 december 2004 is aan eiser meegedeeld dat door eiser niet wordt voldaan aan de vastgestelde criteria. Aan de hand van de vastgestelde en eiser bekend zijnde criteria heeft de commissie een eerste selectie gemaakt, in het bijzonder is hierbij gelet op de aanwezigheid van aantoonbare ervaring als coffeeshophouder. De selectieprocedure wordt niet met eiser voortgezet. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Bij brief van 8 november 2013 heeft eiser verweerder gevraagd het besluit van 29 december 2004 te heroverwegen.
4. Bij brief van 27 januari 2014 heeft verweerder toegelicht dat het niet mogelijk is om buiten de Pilot Coffeeshops van 12 januari 2012 (hierna: de pilot) om, een coffeeshop te vestigen in Amsterdam Zuidoost . Het besluit van 29 december 2004 wordt dan ook niet herzien.
5. Op 7 augustus 2014 heeft eiser een aanvraag ingediend om een exploitatievergunning voor een coffeeshop. Bij uitspraak van 15 april 2016 van deze rechtbank (zaaknummer AMS 16/32) is verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van eiser.
6. Op 7 april 2016 heeft eiser een aanvraag exploitatievergunning horecabedrijf, een Drank- en horecawetvergunning en een gedoogverklaring ingediend voor het exploiteren van een coffeeshop op het [adres] te Amsterdam.
7. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat de aanvraag buiten de pilot om is ingediend en eiser niet behoort tot de twee ondernemers die aan de pilot meededen.
8. Bij het bestreden besluit wordt het primaire besluit gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder het volgende overwogen.
Het college van burgemeester en wethouders heeft ten aanzien van coffeeshops in 1995 als uitgangspunt vastgesteld dat dit aantal wordt bevroren. Ter uitvoering van dit beleid is een lijst opgesteld, waar alle bestaande coffeeshoplocaties waar een gedoogverklaring voor het verkopen van softdrugs is uitgegeven op vermeld staan (“het Bevriezingsbeleid”).
Vervolgens is gebleken dat het Bevriezingsbeleid niet onverkort wordt toegepast en is de pilot opgestart. De pilot biedt in Amsterdam gevestigde coffeeshops (dus op de coffeeshoplijst staande coffeeshops) de mogelijkheid om binnen Amsterdam te verhuizen naar een andere locatie. Op deze regel is een uitzondering, op pagina 12 van de pilot staat: “
een uitzondering kan gemaakt worden bij de vestiging van een coffeeshop in Amsterdam Zuidoost , in verband met gesprekken van het stadsdeel met exploitanten die afgelopen jaren geïnteresseerd waren om in het stadsdeel een coffeeshop te mogen exploiteren. Hier zou voor een nieuwe exploitant eventueel een uitzondering gemaakt kunnen worden.
In 2004 is een selectieprocedure voor het vestigen van een of meer coffeeshops in Amsterdam-Zuidoost gestart. Uit de selectieprocedure zijn twee gegadigden naar voren gekomen, welke zijn toegevoegd aan de pilot van 2012.
Eiser staat niet op de coffeeshoplijst genoemd en valt ook niet onder de uitzondering van de pilot, immers eiser is niet door de selectieprocedure in 2004 heen gekomen en komt daarom niet in aanmerking voor de uitzondering.
Volgens verweerder zijn hier voor eiser geen gevolgen aan verbonden die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding met het tot het beleid te dienen doelen.
9. In beroep heeft eiser aangevoerd dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Verweerder gebruikt de pilot nog steeds om eiser buiten de deur te houden, terwijl de twee geselecteerden uit 2004 nog steeds geen vergunning hebben en geen coffeeshop zijn gestart. Verweerder maakt misbruik van haar bevoegdheden en handelt onzorgvuldig.
10. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat de twee geselecteerde ondernemers nog steeds bezig zijn met het vestigen van de coffeeshop in Zuidoost . Het is een langdurig proces en de te vestigen coffeeshop moet aan verschillende vereisten voldoen zoals onder meer genoemd in het Programma van eisen. In het traject van de start van de pilot tot het daadwerkelijk vestigen van een coffeeshop zijn de daarin diverse te maken stappen, steeds onder oplegging van de geheimhoudingsplicht (op grond van de Wet openbaarheid van bestuur) verricht ter bescherming van de belangen van de overheid.
11. De rechtbank stelt vast dat er twee coffeeshops in Zuidoost (zullen) worden gevestigd. Één daarvan betreft een verplaatsing, voortvloeiend uit de pilot. De andere, nieuw te vestigen coffeeshop, betreft de winnaar uit de selectieprocedure uit 2004, [de persoon] . Vaststaat dat op 18 juli 2017 aan hem een exploitatievergunning en een gedoogverklaring is verleend ten behoeve van [coffeeshop] ’ op de [locatie] te Amsterdam Zuidoost .
12. Nadat de zaak van eiser is geschorst, heeft verweerder vragen van de rechtbank beantwoord. Allereerst heeft verweerder verduidelijkt dat uit de zinsnede in de notitie Pilot Coffeeshops van 12 januari 2012, op pagina 12: “
daarnaast heeft een beoogde coffeeshopexploitant in Zuidoost een informatieverzoek ingediend voor twee locaties voor een mogelijke coffeeshopvestiging in stadsdeel Zuidoost” duidelijk wordt dat voor de nieuw te openen coffeeshop in Zuidoost al een coffeeshopexploitant werd beoogd, namelijk de [de persoon] . Dit blijkt ook uit het advies van de selectiecommissie van 10 juni 2005.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de pilot zich richtte tot een besloten groep: de groep van exploitanten met een geldige gedoogverklaring van de burgemeester en [de persoon] Om deze reden is de pilot via brieven en per e-mail aan deze personen bekendgemaakt. Op 20 januari 2012 zijn de brieven aan de exploitanten gestuurd en op 23 januari 2012 is [de persoon] via de e-mail op de hoogte gebracht. Overigens is de notitie ook op de site www.eenveiligamsterdam.nl geplaatst.
Vanaf het moment waarop [de persoon] bekend werd gemaakt dat hij als winnaar uit de selectieprocedure naar voren kwam, bij brief van 16 augustus 2005, is [de persoon] in contact geweest met het stadsdeel Zuidoost over het vinden van een geschikte locatie.
Gelet op het gegeven dat in de pilot al staat dat er een beoogd coffeeshopexploitant was voor de nieuw te openen coffeeshop, dat al sinds 16 januari 2005 duidelijk was dat dit [de persoon] was, dat hem een formele toezegging is gedaan door het destijds daartoe bevoegde stadsdeel Zuidoost en dat hij al die tijd in contact is geweest met het stadsdeel Zuidoost , heeft [de persoon] geen verzoek hoeven doen om onder de pilot te kunnen vallen. Dat [de persoon] onder de uitzondering zoals beschreven in de pilot viel, was de burgemeester en het stadsdeel genoegzaam bekend.
13. De rechtbank is van oordeel dat met de toelichting van verweerder, mede gelet op de inhoud van de stukken die met een beroep op 8:29 Awb zijn overgelegd, afdoende is gebleken dat eiser niet door de pilot geen kans maakte op het vestigen van een coffeeshop, maar door het feit dat hij al bij de selectieprocedure in 2004 was afgevallen. Uit de toelichting van verweerder is gebleken dat de pilot nooit voor eiser bedoeld is geweest, nu eiser immers niet uit de selectie van 2004 is gekomen. De pilot zag op een besloten groep en betrof dus geen nieuwe selectie, maar borduurde voort op het bevriezingsbeleid en de selectie in 2004. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verweerder niet gehouden was een nieuwe selectie te houden, enkel vanwege het tijdsverloop tussen de selectie in 2004 en de pilot. Verweerder heeft voldoende uiteengezet wat de reden van dit tijdsverloop was, hetgeen de geheime stukken ook ondersteunen. Op de zitting heeft verweerder nogmaals benadrukt dat het probleem zat in het vinden van een geschikte locatie.
Het feit dat eiser meer ervaring is gaan opdoen als coffeeshophouder komt daarmee voor zijn eigen risico. Er is door verweerder in het besluit van 29 december 2004, noch in andere stukken een toezegging gedaan dat eiser, als hij meer aantoonbare ervaring als coffeeshophouder zou opdoen, wel in aanmerking zou kunnen komen voor de vestiging van een coffeeshop.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder zich dus houden aan de selectie zoals deze in 2004 heeft plaatsgevonden. De grond van eiser kan dan ook niet slagen.
14. Eisers stelling dat bij de selectie in 2004 een van de criteria was dat de nieuwe ondernemer een coffeeshop elders in de stad diende te sluiten, heeft eiser niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft dit ter zitting stellig ontkend, van belang was of iemand aantoonbare ervaring in een coffeeshop had. De rechtbank overweegt dat de geheime stukken de stelling van verweerder ondersteunen.
15. Van enige willekeur is de rechtbank niet gebleken. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van ongelijke behandeling. [de persoon] is niet gelijk te stellen met eiser, hij is immers in 2004 als winnaar uit de selectie gekomen.
16. De stelling van eiser tenslotte dat er voldoende ruimte is voor een derde coffeeshop in Amsterdam-Zuidoost , wat daarvan zij, leidt niet tot het oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser niet af heeft kunnen wijzen.
17. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig - Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. de Savornin Lohman, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op van 27 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.