ECLI:NL:RBAMS:2018:1356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
13/684144-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vernieling van gehoorapparaat door echtgenoot

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen mishandeling van zijn echtgenote en de vernieling van haar gehoorapparaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 maart 2017 in Amsterdam zijn echtgenote heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en haar gehoorapparaat uit haar oor te trekken. Daarnaast heeft hij het gehoorapparaat vernield door dit naar beneden te gooien. De rechtbank heeft ook bewezen geacht dat de verdachte in de periode van 17 tot en met 19 februari 2016 zijn echtgenote heeft vastgepakt en tegen de bedrand heeft gegooid, wat heeft geleid tot letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de mishandelingen op de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte als schuldig bevonden aan de feiten en heeft de strafbaarheid van de feiten bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684144-17
Datum uitspraak: 13 februari 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
verblijvende op het adres [verblijfadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2018 waarbij verdachte aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Rijnsburger, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
Op 23 maart 2017 in Amsterdam zijn echtgenote [aangeefster] heeft mishandeld door haar in haar gezicht/gelaat te slaan/stompen en/of door haar gehoorapparaat uit haar oor te rukken/trekken;
Op 23 maart 2017 in Amsterdam het gehoorapparaat van [aangeefster] heeft vernield door dit uit haar oor te rukken/trekken en/of dit naar beneden te gooien/smijten;
In de periode van 17 februari 2016 tot en met 19 februari 2016 in Amsterdam zijn echtgenote [aangeefster] heeft mishandeld door haar vast te pakken/vast te houden/met het hoofd op (de rand van) een bed te gooien/duwen en door die [aangeefster] met het gezicht/hoofd tegen de bank te gooien/duwen waardoor zij letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle drie de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 vindt hij het bewijs in de aangifte van [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ), een proces-verbaal van een verbalisant die letsel constateert aan de binnenkant van de lip, een letselverklaring en het feit dat verdachte wisselend verklaart. Bij de politie heeft hij verklaard dat zij zichzelf heeft geslagen, op de zitting heeft hij verklaard dat hij dat niet heeft gezien. Verdachte heeft ook wisselend verklaard over wat er met het gehoorapparaat van [aangeefster] is gebeurd. De officier van justitie vindt het niet geloofwaardig dat [aangeefster] zichzelf heeft geslagen en dat zij haar eigen gehoorapparaat van het balkon naar beneden heeft gegooid.
Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte verklaard dat het kan zijn dat hij [aangeefster] tegen de bank heeft geduwd en dat hij haar op het bed heeft geduwd. Hij heeft daarbij verklaard dat hij geen opzet had haar te mishandelen. De officier vindt dat verdachte door [aangeefster] op een stevige manier vast te pakken en haar zonder aanwijsbare reden te duwen, op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangeefster] letsel zou oplopen. Dat zij hierdoor letsel heeft opgelopen, blijkt uit de letselverklaring, aldus de officier.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte vindt dat verdachte van alle drie de feiten moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 voert de raadsman aan dat cliënt deze ontkent. Daar tegenover staat alleen de verklaring van [aangeefster] . Volgens de officier van justitie wordt deze verklaring door de letselverklaring ondersteund, maar die verklaring spreekt van ‘letsel dat past bij uit te oefenen geweld door de rug van de hand’, terwijl [aangeefster] heeft verklaard dat zij ‘zag dat hij met gebalde vuist stompte’. Dit komt niet overeen, aldus de raadsman. Daarnaast zou het best kunnen dat iemand in razernij iets uit het raam gooit, ook al is deze persoon afhankelijk van dit voorwerp, zoals [aangeefster] is van haar gehoorapparaat.
Ten aanzien van feit 3 stelt de raadsman dat er inderdaad een worsteling is geweest. De vraag is echter hoe dit juridisch moet worden gekwalificeerd. Verdachte heeft verklaard dat hij [aangeefster] wilde behoeden en dat hij haar daarom heeft gegooid. Hij heeft dit gedaan op relatief zachte objecten, zoals een bed. Dit laat ook iets zien over zijn gedachte daarbij, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en zal uitleggen waarom.
3.3.1
Feiten 1 en 2 (23 maart 2017)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 23 maart 2017 [aangeefster] eenmaal in haar gezicht heeft geslagen en dat hij haar gehoorapparaat uit haar oor heeft getrokken en dit naar beneden heeft gegooid.
[aangeefster] heeft in haar aangifte verklaard dat zij na anderhalf uur geschreeuw door verdachte de politie heeft gebeld waarna het bewezen verklaarde plaatsvond. Zij heeft verklaard dat hij haar met zijn vuist op haar mond heeft geslagen en dat hij haar gehoorapparaat uit haar linkeroor heeft getrokken en uit het raam heeft gegooid. De politie die ter plaatse komt, ziet dat [aangeefster] emotioneel is en dat zij een kleine verwonding aan de binnenkant van haar bovenlip heeft. Deze bevinding is ook opgenomen in een door de arts opgestelde letselverklaring. Het letsel past aldus bij de door aangeefster opgegeven toedracht. Vervolgens wordt op straat het gehoorapparaat van [aangeefster] gevonden dat stuk is.
In het voorgaande vindt de rechtbank het wettig bewijs dat verdachte aangeefster heeft geslagen en haar gehoorapparaat uit haar oor heeft getrokken. De rechtbank heeft ook de overtuiging dat dit daadwerkelijk is gebeurd. Daartoe overweegt de rechtbank nog het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat er een worsteling tussen hem en [aangeefster] heeft plaatsgevonden. Voor het overige heeft hij wisselend verklaard. Zo heeft hij tijdens het politieverhoor gezegd dat hij heeft gezien dat [aangeefster] zichzelf sloeg, terwijl hij dit op zitting heeft ontkend. Verdachte heeft eveneens wisselend verklaard op de vraag of hij gezien heeft wat er met het gehoorapparaat is gebeurd. Deze wisselende verklaringen sterken de rechtbank in de overtuiging dat het bewezen geachte heeft plaatsgevonden zoals aangeefster dat heeft beschreven. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van beide feiten.
3.3.2
Feit 3 (de periode 17 februari 2016 tot en met 19 februari 2016)
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte [aangeefster] op 17 februari 2016 heeft vastgepakt, vastgehouden en tegen de bedrand van een bed heeft gegooid en dat hij haar ook op een bankstel heeft geduwd.
Verdachte heeft op de zitting bekend dat er sprake was van grof met elkaar omgaan en dat is gebeurd wat de rechtbank nu bewezen acht. Deze gang van zaken blijkt ook uit de verklaring van [aangeefster] . Daarnaast is in de letselverklaring van 19 februari 2016 te lezen dat [aangeefster] letsel heeft opgelopen in de vorm van meerdere bloeduitstortingen. Deze bloeduitstortingen passen bij zogeheten ‘fingertip bruising’, oftewel bloeduitstortingen veroorzaakt door vingers hard vast te grijpen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte [aangeefster] met het gezicht in een bankstel heeft geduwd, omdat dit enkel volgt uit de verklaring van [aangeefster] . Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 23 maart 2017 te Amsterdam zijn echtgenote, [aangeefster] , heeft mishandeld door voornoemde [aangeefster] eenmaal in haar gezicht te slaan en door haar gehoorapparaat uit haar oor te trekken;
Feit 2
op 23 maart 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een gehoorapparaat, toebehorende aan [aangeefster] , heeft vernield door dat gehoorapparaat uit het oor van voornoemde [aangeefster] te trekken en vervolgens dat gehoorapparaat van twee hoog naar beneden te gooien;
Feit 3
in de periode van 17 februari 2016 tot en met 19 februari 2016 te Amsterdam opzettelijk zijn echtgenote [aangeefster] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen voornoemde [aangeefster] vastpakken en vasthouden en tegen de bedrand van een bed te gooien en door voornoemde [aangeefster] op een bankstel te duwen waardoor voornoemde [aangeefster] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen gevorderd waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hij heeft daarbij de bijzondere voorwaarden gevorderd zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van Inforsa van 27 november 2017 gekoppeld, te weten een meldplicht, een behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan urinecontroles en het verkrijgen van dagbesteding.
Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit waardoor geen straf of maatregel zal moeten volgen.
Subsidiair heeft hij de rechtbank verzocht rekening te houden met wat er sindsdien is gebeurd. Veel mensen en instanties hebben zich bemoeid met het gezin. Bovendien is verdachte op de goede weg met de reclassering. De raadsman heeft daarom verzocht de door de officier geëiste taakstraf te matigen. Ten aanzien van het voorwaardelijk strafdeel refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van het voorarrest opleggen. Hiervan zal een deel, te weten 15 dagen, voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Aan dit voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van Inforsa van 27 november 2017 gekoppeld, te weten een meldplicht, een behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan urinecontroles en het verkrijgen van dagbesteding.
De rechtbank zal uitleggen hoe zij tot deze straf komt.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meerdere malen mishandelen van zijn (toenmalig) levensgezel [aangeefster] en de vernieling van haar gehoorapparaat. Dit zijn nare feiten. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat [aangeefster] afhankelijk van hem was. Zij is vanuit Marokko naar Nederland gekomen, kent hier weinig mensen en mist haar ouders. [aangeefster] is bovendien slechthorend en daarom afhankelijk van haar gehoorapparaat. De rechtbank kan dan ook niet begrijpen dat verdachte [aangeefster] in haar eigen woonomgeving – nota bene waar hun drie kinderen bij waren – heeft mishandeld en dat hij haar gehoorapparaat heeft vernield. Het moet voor [aangeefster] ontzettend naar geweest zijn om datgene waarvan zij afhankelijk is, haar gehoorapparaat, te moeten verliezen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het reclasseringsrapport van Inforsa van 27 november 2017 blijkt onder meer dat er sinds het laatste rapport van 2016 een maatschappelijke teloorgang heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, heeft schulden en er is sprake van problemen in het emotioneel welzijn en er zijn vermoedens van overmatig middelengebruik. Met uitzondering van zijn huisvestingssituatie lijken deze problemen sterk samen te hangen met het delict gedrag.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat het inmiddels een stuk beter met hem gaat. Hij is niet meer samen met [aangeefster] en heeft een kamer gevonden bij de Volksbond. Hij heeft contact met Jellinek en heeft medicatie om van de alcohol af te blijven. Bovendien heeft hij een nieuwe reclasseringsambtenaar met wie hij het goed kan vinden en bij wie hij zich om de week meldt. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij nu inziet dat hij ten tijde van de beschuldiging psychisch niet in orde was en dat hij nu wel open staat voor hulp.
De straf
De gedragingen van verdachte bestonden niet enkel uit alleen maar een klap. Er hebben meerdere mishandelingen plaatsgevonden waarbij [aangeefster] letsel heeft opgelopen en hij heeft haar gehoorapparaat vernield. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf een passende straf. Zij zal de officier van justitie volgen in zijn eis en een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van het voorarrest opleggen. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte stelt de rechtbank voorop dat het positief is dat het met verdachte beter lijkt te gaan. Hij moet vooral op deze voet verder gaan. Toch blijkt uit voornoemd reclasseringsrapport dat er nog steeds een risico bestaat dat verdachte opnieuw de fout in gaat. Hij heeft immers nog steeds contact met [aangeefster] in verband met hun kinderen. De rechtbank zal daarom een deel van die 30 dagen, namelijk 15 dagen gevangenisstraf, voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in voornoemd reclasseringsrapport.
De door de officier van justitie gevorderde taakstraf zal de rechtbank niet opleggen. Zij is van oordeel dat verdachte – naast de gevangenisstraf die de rechtbank in dit vonnis aan hem oplegt – genoeg is gestraft door het voorarrest en het feit dat verdachte een tijdelijk huisverbod opgelegd heeft gekregen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen geachte:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
En
Ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 15 (vijftien) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

zich binnen 2 weken na onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij reclassering Inforsa op het adres [adres reclassering] te Amsterdam op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
wordt verplicht mee te werken aan diagnostiek en zich te laten behandelen voor de emotionele en verslavingsproblemen bij de Forensische Ambulante Zorg Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Als de reclassering dit noodzakelijk acht, wordt verdachte verplicht tot een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
wordt verplicht mee te werken aan een passende woonvorm zoals een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
wordt verplicht mee te werken aan urinecontroles en het verkrijgen van dagbesteding zoals via het WPI, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan reclassering Inforsa tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. E. Dinjens en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2018.