4.3.1Vrijspraak van onder 2 primair ten laste gelegde
Bij verdachte is bij zijn aanhouding op heterdaad op 13 november 2017 een pinpas aangetroffen op naam van [slachtoffer 2] . Behoudens dit gegeven zijn er geen andere bewijsmiddelen voorhanden waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de oplichting dan wel gekwalificeerde diefstal is gebleken, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4.3.2Het oordeel over het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde
Schakelbewijs en modus operandi
De aan de rechtbank voorgelegde zaken vertonen telkens dezelfde handelswijze zoals onder 4.1 is beschreven. In de onderhavige zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het bewijs voor het ene ten laste gelegde feit als schakelbewijs kan dienen voor een ander ten laste gelegd feit.
Feit 1 (zaak 1)
Op 13 november 2017 krijgen politiemensen de opdracht te gaan naar de woning van aangever [slachtoffer 1] (zaak 1). Hij had de politie gebeld met de mededeling dat hij was gebeld door een persoon die zich [naam 1] noemde. Deze zei dat hij medewerker van een pakketbezorgdienst was en dat hij over 20 minuten een pakket zou komen bezorgen, waarvoor [slachtoffer 1] een bedrag van € 0,50 moest pinnen. Nabij de woning van [slachtoffer 1] krijgen politiemensen te horen dat de bewoner opnieuw was gebeld met de mededeling dat de bezorger onderweg was naar de woning. De politie ziet dan een groepje van drie jongens op de hoek van de straat van aangever staan. Hierop ziet de politie dat een jongeman, welke later verdachte blijkt te zijn, met een wit pakketje in zijn handen richting de woning van [slachtoffer 1] loopt. Verdachte wordt nagekeken door één van de andere jongens uit het groepje. Vervolgens ziet de politie dat verdachte met het witte pakketje de trap oploopt, die leidt naar de centrale toegangsdeur van de woning van [slachtoffer 1] . Als verdachte wordt aangesproken door één van de politieambtenaren gooit hij het pakketje op de grond en rent weg. Enkele minuten later wordt verdachte aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die verdachte heeft verricht aan te merken zijn als uitvoeringshandelingen.
Feit 2 subsidiair (zaak 2), feit 3 (zaak 3), feit 4 (zaak 12) en feit 5 (zaak 13)
Op 8 november 2017 tussen 10:26 uur en 11:15 uur is [slachtoffer 3] (zaak 3) slachtoffer geworden van een babbeltruc waarbij zijn pinpas is ontvreemd. Kort na het incident – om 11:03 uur – wordt er met de pinpas van [slachtoffer 3] bij de ING bank gelegen aan de [locatie 1] € 1.000,-- gepind en vier minuten later nog eens € 250,-bij de ABN Amro gelegen aan de [locatie 2] . De persoon op de camerabeelden bij de ABN-Amropinautomaat wordt door een verbalisant herkend als zijnde verdachte. Ook zijn er dactyloscopische sporen van verdachte op de vouwklep van het pakketje aangetroffen.
Op dezelfde dag, te weten 8 november 2017 - tussen 12:00 uur en 12:10 uur - wordt ook mevrouw [slachtoffer 4] (zaak 12) slachtoffer van een babbeltruc waarbij haar pinpas wordt ontvreemd. Enkele minuten na het incident wordt er met de pinpas van aangeefster [slachtoffer 4]
€ 1000,-- gepind bij de ING bank gelegen aan de [locatie 1] en om 12:27 uur nog eens € 250,-- bij de pinautomaat van de Rabobank op het [locatie 3] . De persoon op de camerabeelden bij de Rabobank wordt door een verbalisant herkend als zijnde verdachte. Tijdens de babbeltruc heeft [slachtoffer 4] de pinpas van aangever [slachtoffer 3] (zaak 3) retour gekregen. Enkele dagen later, op 11 november 2017, is [slachtoffer 5] (zaak 13) slachtoffer geworden van een babbeltruc waarbij haar pinpas is ontvreemd. Ongeveer een kwartier na het incident wordt door een jongeman € 500,-- opgenomen bij de pinautomaat van de ABN Amro bank op de [locatie 4] . Deze jongeman is door verbalisant [verbalisant] herkend als zijnde verdachte. Ook hier worden dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen op de vouwklep van het pakketje en op een deel van de inhoud (Milka-reep) van het pakket. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden in de zaken 3 en 12. Ondanks dat hij zich niet met zekerheid heeft herkend op de beelden in zaak 13 verklaart hij wel € 500,-- te hebben opgenomen met de pinpas van [slachtoffer 5] . Verder is uit de telecomgegevens gebleken dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] zijn gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ondanks dat de telefoonnummers niet direct gelinkt kunnen worden aan verdachte, geeft het wel blijk van een verband tussen de tenlastegelegde zaken.
De rechtbank gebruikt bij het schakelbewijs ook de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat toen hij door een vriend werd gevraagd om voor de tweede keer € 250,-- te pinnen, hij wist dat er iets niet klopte. Dit moment was al op 8 november 2017 waarna verdachte op 11 november 2017 in zaak 13 nog herkend is als pinner en vervolgens op 13 november 2017 op heterdaad is aangehouden ter zake poging tot oplichting.
Gelet op de hiervoor omschreven samenhang tussen de afzonderlijke zaken, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de verschillende feiten versterken elkaar en kunnen als schakelbewijs dienen. De rechtbank ziet sterke overeenkomsten in de eerder beschreven modus operandi die terug te vinden is in de verschillende aangiften, de telefoonnummers waar de slachtoffers mee zijn gebeld, de aangetroffen dactyloscopische sporen en de herkenning van verdachte op camerabeelden in diverse zaaksdossiers, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en tot slot het geringe tijdsverloop tussen de zaaksdossiers onderling maar ook tussen de oplichtingen en de wederrechtelijke pintransacties. De verklaring van verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de oplichting omdat hij op verzoek van een vriend heeft gepind en pakketjes heeft vastgehouden dan wel ingepakt, acht de rechtbank op grond van al het voorgaande onaannemelijk. Daarbij valt bovendien op dat verdachte tot op de zitting heeft gezwegen en eerst op de zitting is gekomen met een verklaring die volledig is afgestemd op de inmiddels gevonden bewijsmiddelen zoals vingerafdrukken en camerabeelden.
Medeplegen
Vervolgens is aan de orde de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank stelt dat medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde voldoende is gebleken van een dergelijke samenwerking. In zaaksdossier 1 worden drie personen gezien die zich samen ophouden rondom de woning van aangever. Eén van de personen kijkt verdachte na als hij richting de woning van aangever loopt. In de zaaksdossiers 3 en 12 worden pintransacties gedaan door twee verschillende personen, waaronder verdachte. Naast de dactyloscopische sporen van verdachte op het pakketje in zaak 13 worden ook sporen aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte] .