Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
veroordeelde,
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Vordering
3.Grondslag van de vordering
4.Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 1.500-.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie L.E. Stroink. De vordering betreft een bedrag van € 1.500,-- dat de veroordeelde, geboren in 1999 en gedetineerd in [plaats detentie], zou moeten betalen aan de Staat. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 22 februari 2018, waarbij de officier van justitie haar vordering heeft gewijzigd van € 3.416,-- naar € 1.616,--. De veroordeelde is eerder veroordeeld voor medeplegen van oplichting en gekwalificeerde diefstal in verschillende zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opbrengsten van de strafbare feiten door de veroordeelde in vereniging met anderen zijn behaald en heeft de opbrengsten in de zaken 3, 12 en 13 door twee gedeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.500,-- en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.