ECLI:NL:RBAMS:2018:1514
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens rijden zonder rijbewijs
In de strafzaak met parketnummer 96-134883-17 tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, heeft de kantonrechter op 6 maart 2018 geoordeeld over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdachte was aangeklaagd voor het rijden zonder rijbewijs op een bromfiets op 19 mei 2017 in Amsterdam. De raadsman voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard moest worden, omdat aan de minderjarige verdachte geen transactie was aangeboden en de ouders niet op de hoogte waren gesteld van de beschuldiging. De officier van justitie verdedigde de dagvaarding als een noodzakelijke stap voor relatief ernstige overtredingen, met het argument dat een zitting bij de kantonrechter een sterker pedagogisch effect heeft.
De kantonrechter overwoog dat het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie voor minderjarigen gebaseerd is op de Richtlijn en kader strafvordering jeugd en adolescenten, waarin staat dat bij eerste of tweede overtredingen een halt aanbod, voorwaardelijk sepot of OM-afdoening moet worden aangeboden. De kantonrechter concludeerde dat het openbaar ministerie niet de vrijheid heeft om een first offender direct te dagvaarden voor een licht vergrijp zoals het rijden zonder rijbewijs. De kantonrechter benadrukte het belang van pedagogische reacties en de negatieve gevolgen van een veroordeling voor de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor minderjarigen.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van de verdachte, waarmee de rechter de nadruk legde op het belang van een pedagogische benadering in plaats van een strafrechtelijke afdoening voor minderjarigen.