Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
geboren te [geboortegegevens] 2003, hierna te noemen: [kind] .
3.Het verzoek van de man
4.Het verweer van de vrouw
5.De beoordeling
waarbij partijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn uitgegaan.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie door de man, na de ontbinding van zijn huwelijk met de vrouw. Partijen waren gehuwd geweest en hadden samen een kind, dat bij de vrouw verbleef. De man had in 2007 bij convenant afgesproken een bijdrage van € 440,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De man verzocht de rechtbank om deze bijdrage te verlagen naar € 100,- per maand, met terugwerkende kracht tot 30 juni 2017, omdat hij meende dat zijn financiële situatie was verslechterd en dat de omstandigheden waren gewijzigd. De vrouw verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de man niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat er geen rechtens relevante wijzigingen waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een verlaging van de alimentatie rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de man zijn stelplicht niet had voldaan, aangezien hij niet kon aantonen dat zijn financiële situatie wezenlijk was veranderd of dat de behoefte van het kind was verminderd. De rechtbank wees het verzoek van de man af en verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. Tevens compenseerde de rechtbank de kosten van de procedure, gezien de ex-echtelijke relatie tussen partijen.