ECLI:NL:RBAMS:2018:1564

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
: KK 18-211
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van verzakte vloer in winkelruimte en aansprakelijkheid verhuurder

In deze zaak vordert de eiser, de huurder van een winkelruimte in Amsterdam, dat de verhuurder wordt veroordeeld tot herstel van de verzakte vloer in de winkel. De huurovereenkomst, die op 1 april 2016 is aangegaan, bevat bepalingen over de vloerbelasting en de verantwoordelijkheden van de verhuurder. De vloer is op 14 december 2017 ingezakt, waarna de huurder de winkelruimte heeft ontruimd om de verhuurder in staat te stellen onderzoek en herstelwerkzaamheden uit te voeren. De huurder heeft de huurbetalingen opgeschort en vordert nu herstel van de vloer en een voorschot op schadevergoeding wegens omzetderving.

De verhuurder betwist de vordering en stelt dat de huurder geen medewerking verleent aan de herstelwerkzaamheden en dat de huurder aansprakelijk is voor de schade aan de vloer. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder verantwoordelijk is voor het herstel van de vloer, aangezien deze is ingestort en de verhuurder verplicht is het huurgenot te verschaffen. De rechter wijst het verweer van de verhuurder af, dat de huurder aansprakelijk zou zijn voor de schade, omdat de huurder gerechtigd was de tegelvloer te vervangen.

De rechter kent de huurder een voorschot op schadevergoeding toe van €3.000,- voor de periode van half januari 2018 tot februari 2018, maar wijst andere schadeclaims af wegens onvoldoende onderbouwing. De verhuurder wordt veroordeeld tot het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden binnen twee dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. Daarnaast wordt de verhuurder veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: KK 18-211
vonnis van: 14 maart 2018

vonnis van de kantonrechter in kort geding

i n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
gemachtigde: mr. K.Hehenkamp
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
gemachtigde: mr. F.A.Bijlenga.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 15 februari 2018 met producties, uitgebracht tegen de besloten vennootschap [naam B.V.] , waarop verweerder vrijwillig is verschenen heeft eiser een voorziening gevorderd. Verweerder heeft een schriftelijk antwoord met producties ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2018. Eiser heeft tevoren nadere producties ingediend. Partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. Beide gemachtigden hebben ter zitting het standpunt van partijen toegelicht, mr. Hehenkamp aan de hand van overgelegde pleitnotities. Na verder debat is vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Tot uitgangspunt dient het volgende:
1.1.
Op 1 april 2016 heeft eiser van verweerder gehuurd de winkelruimte aan de [adres] te [plaats] voor een huur van Eur 18.600,- p.j. De ruimte is casco verhuurd In artikel 1.5 van de huurovereenkomst staat dat de toelaatbare vloerbelasting ten hoogste 150 kg m2 bedraagt. Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte van toepassing.
1.2.
Eiser heeft de tegelvloer in het gehuurde vervangen door een zandcementen dekvloer.
1.3.
Op 14 december 2017 in de avond is de vloer van in elk geval de voorzijde van de winkelruimte ca 30 cm ingezakt. Eiser heeft dit de volgende dag bij verweerder gemeld.
1.4.
Eiser heeft de winkelruimte ontruimd om verweerder de gelegenheid te geven onderzoek naar de oorzaak van de inzakking te doen en herstelwerkzaamheden uit te voeren.
1.5.
Eiser heeft vanaf januari 2018 de huurbetaling opgeschort.
1.6.
Op 8 januari 2018 heeft verweerder de vloer uit de winkelruimte laten slopen en afvoeren. Bij brief van 10 januari 2018 heeft verweerder er op gewezen dat de ruimte geheel leeg moet worden opgeleverd, dus ook de hal en keuken, alvorens de herstelwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat door de aangebrachte cementen dekvloer de maximale belasting van de vloer was overschreden.
1.7.
Partijen zijn het er niet over eens wie aansprakelijk is voor de schade en hebben daarover gecorrespondeerd. Sinds 8 januari 2018 zijn geen werkzaamheden in de winkelruimte meer verricht. Zonder vloer is die ruimte onbruikbaar.

Het geschil

2. Eiser vordert dat verweerder wordt veroordeeld aan te vangen met herstelwerkzaamheden aan de vloer op straffe van een dwangsom alsmede betaling van Eur 7.500,- als voorschot op schade wegens omzetderving over de maanden december 2017 t/m februari 2018. Eiser beroept zich daartoe op de onder 1. weergegeven feiten.
3. Verweerder bestrijdt de vordering. Hij voert daartoe, zakelijk weergegeven, aan dat eiser geen medewerking verleent aan de uitvoering van de herstelwerkzaamheden. Voorts acht verweerder eiser aansprakelijk voor de ontstane schade aan de vloer.

Beoordeling

4. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van eiser in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
5. De medewerking:
Eiser heeft er in elk geval niet aan willen of kunnen meewerken dat op vrijdag 22 december 2017 een nieuwe vloer zou worden gestort (prod.3 en 4 dagvaarding). Vervolgens is op 8 januari 2018 door verweerder de vloer gesloopt en afgevoerd. Dat verdere werkzaamheden aan de vloer in de winkelruimte vervolgens niet konden worden uitgevoerd omdat ook de hal en keuken eerst dienden te worden ontruimd door eiser is onvoldoende over het voetlicht gekomen. Dat betekent dat het verweer inzake onvoldoende medewerking van eiser, in elk geval voor wat betreft de periode na 8 januari 2018, wordt verworpen.
6. De aansprakelijkheid:
De verhuurder dient het huurgenot te verschaffen. Dat gaat niet als de bouwvloer van het gehuurde is ingestort. In beginsel zal de verhuurder die vloer derhalve dienen te herstellen (in overeenstemming met artikel 12.3 algemene voorwaarden). Dat kan anders zijn als de huurder aansprakelijk is voor het instorten van de vloer. Verweerder stelt zich op het standpunt dat die situatie zich hier voordoet omdat a. de huurder een te zware dekvloer zonder toestemming heeft aangebracht; b. teveel mensen in het gehuurde aanwezig waren (20 a 30).
7. Blijkens het huurcontract heeft eiser een casco ruimte gehuurd. Blijkens de algemene voorwaarden behoort tot het casco de ‘’constructieve bouwvloer’’ die niet zonder toestemming mag worden aangepast. Ingevolge artikel 13.1 van de algemene voorwaarden mag de huurder zonder toestemming veranderingen aanbrengen aan het gehuurde mits die geen deel uitmaken van de bouwkundige constructie. De op de bouwvloer aanwezige tegelvloer kan niet worden aangemerkt als de ‘’constructieve bouwvloer”. Eiser was derhalve gerechtigd om die tegelvloer te vervangen door een andere dekvloer.
8. Volgens eiser woog de door hem aangebrachte dekvloer ca 17 kg per m2. Volgens verweerder moet dat 45 kg m2 zijn. In beide gevallen is dat ruimschoots binnen de toegelaten vloerbelasting. Immers, zelfs als bij een dekvloer van 45 kg m2 25 mensen op een opp. van ca 20 m2 zouden staan zou de vloer dat moeten kunnen dragen. Dit laat buiten beschouwing dat een winkelier niet hoeft te verwachten dat als 2 stevige klanten (ca 80 kg per stuk) vrij dicht opeen staan zij dan door de vloer zouden zakken (>150 kg per m2) ook al staat in zijn contract dat de belasting van zijn vloer maar 150 m2 mag zijn. Het verweer zoals weergegeven onder 6. faalt derhalve. De gevorderde herstelwerkzaamheden zijn derhalve als na te melden toewijsbaar.
9. Schade:
Of verweerder met de zwakte van de vloer bekend was of kon zijn is in het kader van dit geschil onvoldoende aannemelijk geworden. Anderzijds heeft verweerder zijn verplichting geschonden om de vloer te herstellen (zie artikel 11 algemene voorwaarden). Eiser heeft echter zijn schade niet behoorlijk toegelicht noch met bewijsstukken over bijv. omzet onderbouwd. Dat de (kleding)voorraad van eiser, zoals hij stelt, grotendeels verloren zou zijn gegaan wordt, gelet op de omstandigheid dat de vloer 30 cm is gezakt, volkomen onaannemelijk geacht. Met die schade wordt dus geen rekening gehouden. Natuurlijk is er omzetschade. Over de periode half januari 2018 t/m februari 2018 wordt, rekening houdend met de omstandigheid dat eiser al geen huur meer betaalt vanaf januari 2018, een voorschot op (omzet)schade toegekend van Eur 3.000,-.
10. Gedaagde wordt als hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • gelast verweerder om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis met de herstelwerkzaamheden van de vloer in het pand [adres] te [plaats] te beginnen en deze werkzaamheden zonder vertraging af te ronden op verbeurte van een dwangsom van Eur 500,- voor iedere dag of deel van een dag dat verweerder hiermee in gebreke blijft tot een maximum van Eur 10.000,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van een bedrag van Eur 3.000,- als voorschot op schade van eiser over de periode half januari 2018 t/m februari 2018;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van verweerder begroot op Eur 226,- aan griffierecht en € 200,- aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met
  • verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.von Meyenfeldt, als kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.