In deze zaak vordert de eiser, de huurder van een winkelruimte in Amsterdam, dat de verhuurder wordt veroordeeld tot herstel van de verzakte vloer in de winkel. De huurovereenkomst, die op 1 april 2016 is aangegaan, bevat bepalingen over de vloerbelasting en de verantwoordelijkheden van de verhuurder. De vloer is op 14 december 2017 ingezakt, waarna de huurder de winkelruimte heeft ontruimd om de verhuurder in staat te stellen onderzoek en herstelwerkzaamheden uit te voeren. De huurder heeft de huurbetalingen opgeschort en vordert nu herstel van de vloer en een voorschot op schadevergoeding wegens omzetderving.
De verhuurder betwist de vordering en stelt dat de huurder geen medewerking verleent aan de herstelwerkzaamheden en dat de huurder aansprakelijk is voor de schade aan de vloer. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder verantwoordelijk is voor het herstel van de vloer, aangezien deze is ingestort en de verhuurder verplicht is het huurgenot te verschaffen. De rechter wijst het verweer van de verhuurder af, dat de huurder aansprakelijk zou zijn voor de schade, omdat de huurder gerechtigd was de tegelvloer te vervangen.
De rechter kent de huurder een voorschot op schadevergoeding toe van €3.000,- voor de periode van half januari 2018 tot februari 2018, maar wijst andere schadeclaims af wegens onvoldoende onderbouwing. De verhuurder wordt veroordeeld tot het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden binnen twee dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. Daarnaast wordt de verhuurder veroordeeld in de proceskosten.