ECLI:NL:RBAMS:2018:163

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
AMS 17/7161
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake dwangsom voor woonbootgebruik in Amsterdam

Op 17 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de gemeente Amsterdam een dwangsom van € 50.000,- had opgelegd aan de eigenaar van een woonboot. De gemeente stelde dat de eigenaar zijn woonboot structureel verhuurde aan toeristen, in strijd met het Amsterdams beleid, en dat hij niet op de woonboot woonde. De eigenaar, verzoeker, had bezwaar gemaakt tegen deze last en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, gezien de hoge dwangsom. Tijdens de zitting op 4 januari 2018 werd vastgesteld dat verzoeker wel degelijk hoofdverblijf hield op de woonboot, zoals blijkt uit zijn inschrijving in de basisregistratie personen (Brp) en de aanwezigheid van persoonlijke spullen op de woonboot. De gemeente had onvoldoende bewijs geleverd dat verzoeker zijn woonboot niet hoofdzakelijk als woonverblijf gebruikte.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente niet bevoegd was om de dwangsom op te leggen en dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en werd het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente opgedragen het griffierecht van € 168,- aan verzoeker te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7161

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 januari 2018 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Luttik).

Procesverloop

Met het besluit van 6 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker een last onder dwangsom opgelegd. Indien verzoeker hieraan niet voldoet, verbeurt hij een dwangsom van € 50.000,- (de last).
Verzoeker heeft tegen de last bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2018. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker is eigenaar van de woonboot ‘ [woonboot] ’ (de woonboot). De woonboot ligt afgemeerd aan het adres [adres] te [woonplaats] . Op 23 februari 1996 is aan verzoeker voor deze woonboot een ligplaatsvergunning afgegeven. Verzoeker staat vanaf 26 januari 1996 in de basisregistratie personen (Brp) ingeschreven op dit adres.
2.1
Naar aanleiding van anonieme tips dat de woonboot zo goed als permanent wordt gebruikt voor illegale verhuur aan toeristen, hebben toezichthouders van verweerder de woonboot op 10 oktober 2017 en 14 oktober 2017 bezocht.
2.2
Uit het rapport van bevindingen van 10 oktober 2017 (het rapport van 10 oktober 2017) blijkt dat de toezichthouders omstreeks 9.00 uur onaangekondigd hebben aangeklopt en dat er werd opengedaan door mevrouw [naam] , van Amerikaanse nationaliteit. Zij gaf aan dat zij een vriend is van de eigenaar van de woonboot, die momenteel op reis is met zijn vrouw en kinderen. [naam] heeft de toezichthouders geweigerd toegang te verlenen tot de woonboot.
2.3
Op 14 oktober 2017 hebben toezichthouders van verweerder de woonboot wederom bezocht en een rapport van bevindingen (het rapport van 14 oktober 2017) opgesteld. Daaruit blijkt dat de toezichthouders omstreeks 8.30 uur onaangekondigd hebben aangeklopt. Er deed een vrouw open. De toezichthouders hebben met haar afgesproken om een half uur later terug te komen. Om 8.55 uur hebben de toezichthouders wederom aangeklopt. Verzoeker deed open. Ook waren [naam] en haar echtgenoot aanwezig. Verzoeker gaf aan dat hij niet altijd op zijn woonboot is. Hij gaf aan dat hij pianist is en na een optreden wel eens in een hotel overnacht. Tussendoor is hij ook bij zijn vrouw. De toezichthouders hebben vervolgens de woonboot bekeken.
3. Op basis van de bevindingen heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Met het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd om uiterlijk 13 november 2017 het hotelmatig gebruik van de woonboot te staken en gestaakt te houden. Volgens verweerder wordt de woonboot niet door verzoeker bewoond, omdat te weinig persoonlijke spullen zijn aangetroffen die daarop wijzen. De woonboot wordt structureel gebruikt voor toeristische verhuur. Dit is in strijd met het bestemmingsplan ‘Water’, aldus verweerder. Het gebruik van de woonboot voldoet volgens verweerder niet aan de beleidsregels voor de toeristische verhuur van een woonboot van 16 februari 2016. Zowel voor incidentele toeristische verhuur van als voor het aanbieden van een bed-and-breakfast (b&b) op de woonboot is namelijk vereist dat de verhuurder tevens hoofdbewoner is van de woonboot. Verweerder stelt dat verzoeker zijn hoofdverblijf niet op de woonboot houdt.
4. Verzoeker is het met het bestreden besluit niet eens. Hij heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker stelt dat hij wel degelijk hoofdverblijf houdt op de woonboot. Hij biedt daar een b&b sinds september 2013. Verzoeker stelt dat hij dit destijds aan verweerder heeft gemeld. Voor zover verzoeker zich niet zou houden aan bepaalde voorwaarden om een b&b aan te bieden, gaat hij graag in gesprek met verweerder om aan alle regels te voldoen. Verder heeft verzoeker gemotiveerd betoogd dat de rapporten van 10 oktober 2017 en 14 oktober 2017 onjuistheden bevatten.
5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
6. De voorzieningenrechter dient in deze procedure na te gaan of een spoedmaatregel moet worden getroffen omdat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Hij let daarbij op de belangen van alle partijen. Er is in de regel geen reden een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het genomen besluit rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker, anders dan verweerder heeft betoogd, een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. In dit geval is sprake van een last met een hoge dwangsom. De weg van de voorlopige voorziening is voor verzoeker de enige weg om de uitvoering van de opgelegde last op te schorten. De voorzieningenrechter zal daarom hierna nagaan of aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat op het perceel waar de woonboot ligt afgemeerd het bestemmingsplan ‘Water’ geldt. Het perceel heeft als bestemming ‘water’ en als functieaanduiding ‘specifieke vorm van water - ligplaatsen’. Op grond van artikel 1.37 van de planregels mag op een ligplaats een woonboot of bedrijfsvaartuig met ligplaatsvergunning liggen binnen de daarvoor geldende voorwaarden. Op grond van artikel 1.63 van de planregels is een woonboot een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot woonverblijf.
8.2
Verweerder heeft, ter nadere invulling van het criterium in artikel 1.63 van de planregels dat de woonboot ‘hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot woonverblijf’ moet zijn, beleidsregels vastgesteld. Dit zijn de beleidsregels voor de toeristische verhuur van een woonboot van 16 februari 2016. In deze beleidsregels zijn de voorwaarden opgenomen voor incidentele toeristische verhuur van een gehele woonboot en voor het aanbieden van een b&b op een gedeelte van een woonboot. Voor beide vormen van verhuur is in dit beleid als voorwaarde opgenomen dat de verhuurder hoofdbewoner is van de woonboot en als zodanig in de brp staat ingeschreven.
9.1
De voorzieningenrechter overweegt dat een last onder dwangsom een belastend besluit is. Daarom dient verweerder aannemelijk te maken dat sprake is van een overtreding, namelijk hotelmatig gebruik. In dit geval betekent dat dat verweerder aannemelijk moet maken dat verzoeker zijn woonboot niet hoofdzakelijk als woonverblijf gebruikt. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers inschrijving in de brp op het adres waaraan de woonboot ligt afgemeerd een vermoeden oplevert dat hij daar zijn hoofdverblijf houdt. Verweerder zal dit vermoeden dus moeten ontkrachten. Verweerder is daar, gelet op de na te noemen omstandigheden, vooralsnog niet in geslaagd. [naam] en haar echtgenoot hebben blijkens de rapporten verklaard dat zij vrienden van verzoeker zijn en niet betalen voor hun verblijf. Zij hebben niet verklaard dat verzoeker niet op de woonboot woont. Daar komt bij dat verzoeker op de woonboot aanwezig was toen de toezichthouders de woonboot op
14 oktober 2017 voor de tweede keer bezochten. De toezichthouders hebben op de woonboot bovendien persoonlijke spullen van verzoeker aangetroffen, te weten kleding, handdoeken en een mandje met persoonlijke verzorgingsspullen. Ook is een vleugel aangetroffen. Verzoeker, die pianist van beroep is, heeft de toezichthouders gezegd daar overdag op te spelen. Hoewel niet in geschil is dat verzoeker toeristen laat verblijven op zijn woonboot en het dossier een aantal meldingen bevat over toeristische verhuur, heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker zijn woonboot niet hoofdzakelijk als woonverblijf gebruikt.
9.2
Voor zover verweerder verder nog heeft gesteld dat sprake is van structurele toeristische verhuur, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder ook dit standpunt onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. Uit het rapport van 14 oktober 2017 blijkt niet dat verzoeker zou hebben verklaard dat hij de woonboot het hele jaar door verhuurt. Uit de advertenties op internet waarin de woonboot zonder tijdsbeperking voor verhuur wordt aangeboden kan deze conclusie niet zonder meer worden getrokken.
10. De voorzieningenrechter is, gelet op wat hiervoor in rechtsoverwegingen 9.1 en 9.2 is overwogen, van oordeel dat verweerder niet bevoegd was om verzoeker een last onder dwangsom op te leggen. Het bezwaar heeft dus een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De bezwaarfase kan worden benut voor overleg tussen partijen over het aanbieden van een b&b op de woonboot in overeenstemming met het beleid.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Duren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 januari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.