Beoordeling
5. Vooropgesteld wordt dat de onderhavige procedure binnen acht weken na verzending van de uitspraak van de Huurcommissie, en dus binnen de in artikel 7:262 lid 1 BW genoemde termijn, aanhangig is gemaakt. Daarmee zijn partijen niet langer gebonden aan de uitspraak van de Huurcommissie.
6. Ter beoordeling ligt thans (opnieuw) voor of de door [gedaagde] per 1 november 2016 voorgestelde huurprijsverlaging van € 570,57 naar € 549,26 redelijk is. Daarover overweegt de kantonrechter als volgt.
7. De vraag of de door [gedaagde] voorgestelde huurverlaging redelijk is dient te worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 7:252 lid 3 BW genoemde ‘waardering van de kwaliteit van de woonruimte’ als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (UHW). Op grond van artikel 5 lid 1 sub a van het Besluit huurprijzen woonruimte (BHW) vindt de hiervoor bedoelde waardering van de kwaliteit van (in dit geval: zelfstandige) woonruimte plaats overeenkomstig het in bijlage I, onder A, van dit besluit vervatte waarderingsstelsel en de daarbij gegeven toelichting (de zogeheten puntentelling). In die bijlage I onder A is onder 9 vermeld dat en op welke wijze punten voor de WOZ-waarde worden toegekend. Op grond van artikel 14 lid 3 juncto artikel 13 lid 6 van de UHW wordt de kwaliteit van de woonruimte en de redelijkheid van de wijziging van de huurprijs beoordeeld naar de toestand op het tijdstip van de in het voorstel tot verlaging van de huurprijs genoemde ingangsdatum.
8. Het geschil tussen partijen spitst zich (uitsluitend) toe op de vraag welke WOZ-waarde in het kader van de puntentelling dient te worden gehanteerd. Volgens [gedaagde] is dat
€ 127.000,00, volgens Rochdale € 181.500,00 (welk bedrag, zo begrijpt de kantonrechter, de 100%-WOZ-waarde is indien de 70% gelijk staat aan € 127.000,00).
9. Blijkens de toelichting op de hiervoor bedoelde Bijlage I wordt onder WOZ-waarde voor de toepassing van dit onderdeel van de puntenwaardering verstaan: de voor een woning laatstelijk vastgestelde waarde op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) (met een bepaalde minimumwaarde). Op grond van artikel 17 lid 2 van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. In artikel 22 van de Wet WOZ is bepaald dat de (in de wet bedoelde) ambtenaar van de gemeente waarin de onroerende zaak is gelegen, de waarde van de onroerende zaak vaststelt bij een voor bezwaar vatbare beschikking.
10. [gedaagde] heeft primair betoogd dat er in een huurprijsprocedure, zoals de onderhavige, geen ruimte is voor een discussie over de juistheid van de door de Gemeente vastgestelde WOZ-waarde: die discussie had volgens hem, conform artikel 22 van de Wet WOZ, door Rochdale in een bezwaarprocedure bij de Gemeente gevoerd moeten worden. Nu Rochdale heeft nagelaten zo’n procedure te voeren, staat de WOZ-waarde vast en moet deze als uitgangspunt worden genomen bij de waardering ingevolge de puntentelling, aldus [gedaagde] .
11. De kantonrechter stelt voorop dat Rochdale niet stelt dat de Gemeente de WOZ-waarde onjuist heeft vastgesteld. Zij erkent juist dat de Gemeente op correcte wijze (want conform het Protocol) de waarde voor het belastingjaar 2016 op 70% van de WOZ-waarde heeft vastgesteld, naar aanleiding van een aankondiging van een renovatie door Rochdale. Om die reden heeft Rochdale ook geen bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. Het verweer van [gedaagde] schiet voorbij aan de kern van het geschil en behoeft dan ook geen verdere bespreking.
12. Wat Rochdale betoogt is dat bij de waardebepaling van de woning via het puntenstelsel
nietmag worden uitgegaan van deze aldus vastgestelde WOZ-waarde, omdat deze waarde niet de marktwaarde van de woning weerspiegelt maar slechts een (in haar woorden) “belastingtechnische waarde” betreft die voortvloeit uit de afspraken op grond van het Protocol. Dat de 70%-WOZ-waarde van € 127.000,00 geen recht doet aan de feitelijke en werkelijke waarde blijkt volgens haar eens te meer nu de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2017 inmiddels is vastgesteld op € 191.500,00. Het hanteren van de 70%-WOZ-waarde om tot een huurverlaging te komen is volgens Rochdale onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
13. De kantonrechter volgt Rochdale daarin niet. Op zichzelf betoogt Rochdale terecht dat de WOZ-waarde, die onderdeel is van het woningwaarderingsstelsel, bedoelt de overdrachts- of marktwaarde van de woning te weerspiegelen. Dat is in dit geval echter ook gebeurd, waarbij met inachtneming van de tussen Rochdale en de Gemeente Amsterdam gemaakte afspraken een korting van 30% is toegepast op de 100%-marktwaarde zónder aangekondigde renovatie van € 181.500,00, omdat Rochdale juist wél een renovatie voor deze woning heeft aangekondigd. Daarmee is echter nog steeds sprake van een overdrachts- of marktwaarde, alleen is deze lager dan in het geval er geen renovatie op handen zou zijn. Dat de 70%-regel uit het Protocol louter een belastingtechnische kwestie betreft (die, zo bedoelt Rochdale klaarblijkelijk, niet de marktwaarde zou weerspiegelen), is niet uit dat Protocol noch uit de stellingen van Rochdale op te maken.
14. Dat deze waarde niet de feitelijke overdrachts- marktwaarde van de woning weerspiegelt omdat een vergelijkbare woning in dezelfde straat hoger gewaardeerd is dan wel omdat de WOZ-waarde voor een later belastingjaar zonder inachtneming van de 70%-regel is vastgesteld, zoals Rochdale heeft betoogd, gaat evenmin op. Rochdale heeft niet duidelijk gemaakt of de woning op de [adres 1] , die voor het belastingjaar 2016 is gewaardeerd op € 193.500,00 ook gerenoveerd gaat worden. Dat de WOZ-waarde van de door [gedaagde] gehuurde woning voor het belastingjaar 2017 op een hoger bedrag dan in 2016 is bepaald, is evenmin doorslaggevend, reeds nu de kwaliteit van de woonruimte en de redelijkheid van de wijziging van de huurprijs beoordeeld wordt naar de toestand op het tijdstip van de in het voorstel tot verlaging van de huurprijs genoemde ingangsdatum.
15. Andere argumenten die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] een beroep op huurverlaging ex artikel 7:252 BW toekomt, heeft Rochdale niet naar voren gebracht. Met name is niet naar voren gebracht dat de feitelijke waarde niet weerspiegeld wordt door de WOZ-waarde omdat de aangekondigde renovatie inmiddels is uitgevoerd. Integendeel, Rochdale heeft bij repliek juist gesteld dat de renovatie nog niet is aangevangen. Niet valt in te zien waarom onder deze omstandigheden, waarin Rochdale zelf melding heeft gemaakt van het voornemen tot renovatie, voor hetzelfde belastingjaar aan de ene kant (de belastingheffing) wél zou moeten worden uitgegaan van een WOZ-waarde van
€ 127.000,00, maar voor de puntentelling waarin de WOZ-waarde ook een rol speelt, van een hogere WOZ-waarde zou moeten worden uitgegaan. Het feit dat het Protocol dateert uit 2007, terwijl de WOZ-waarde op dat moment nog niet in de woningwaardering als bedoeld in bijlage I sub A bij het BHW werd betrokken, doet aan het voorgaande niet af. Rochdale had zich toen zij bij de Gemeente aankondiging deed van de renovatie en aldus verzocht om toepassing van de 70%-regel als professionele verhuurder kunnen realiseren dat per 1 oktober 2015 de WOZ-waarde wel onderdeel uitmaakt van het puntensysteem.
16. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Rochdale niet toewijsbaar zijn.
17. Nu met betrekking tot de door de Huurcommissie bepaalde huurprijs slechts de kwestie van de WOZ-waarde in geschil was, zal de kantonrechter voor het overige dezelfde puntenwaardering hanteren als de Huurcommissie heeft gedaan. Niet in geschil is dat het aldus resulterende puntentotaal correspondeert met een maximale huurprijs die ligt onder de door [gedaagde] per 1 november 2016 voorgestelde huurprijs van € 549,26. Gelet hierop is een huurprijs van € 549,26 per maand vanaf 1 november 2016 redelijk en zal deze aldus worden vastgesteld.
18. Rochdale wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.