ECLI:NL:RBAMS:2018:2114

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
13/751682-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 Overleveringswet in verband met EAB Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Szczecinie in Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar wel zijn niet-gemachtigde raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek geschorst om de officier van justitie in staat te stellen nadere informatie te verkrijgen van de uitvaardigende autoriteit, in overeenstemming met de vereisten van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

Bij de beoordeling van het EAB heeft de rechtbank vastgesteld dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet persoonlijk aanwezig was bij de zittingen die tot het vonnis leidden. De rechtbank concludeerde dat de informatie die door de Poolse autoriteiten was verstrekt over de verzetgarantie onvoldoende was om te voldoen aan de eisen van de OLW. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de opgeëiste persoon adequaat geïnformeerd zou worden over zijn recht op verzet of hoger beroep na de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751682-17
RK nummer: 17/4913
Datum uitspraak: 13 maart 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juli 2015 door
Sąd Okręgowy w Szczecinie(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is op deze zitting niet verschenen. Wel is verschenen de niet-gemachtigde raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft op deze zitting de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd.
Het onderzoek is op 28 september 2017 geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere informatie te verkrijgen, gelet op de vereisten van artikel 12 OLW.
De behandeling is voortgezet op de zitting van 27 februari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N. Bakkenes. Wederom is de opgeëiste persoon niet verschenen, maar wel de niet-gemachtigde raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and binding judgement of the Sad Rejonowy Szczecin – Centrum w Sczecinie(Polen) van 25 november 2013 (II K 1269/11).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 2 jaar en 10 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW / genoegzaamheid van het EAB

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In onderdeel D. van het EAB staat het volgende vermeld:
The person was not personally served with the decision, but the person will be personally served with this decision without delay after the surrender and when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allow the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and the person will be informed of the time frame within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 30 days.
Het Internationaal Rechtshulp Centrum heeft naar aanleiding van de zitting van 28 september 2017 op 12 december 2017 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit onder andere de volgende vragen gesteld (met betrekking tot onderhavig EAB en het tevens aanhangige EAB gebaseerd op een beslissing met kenmerk II K 194/12):
In both EAWs it is mentioned that [opgeëiste persoon] will be personally served with the decisions and will be informed of her right to a retrial or appeal.
(…)
-
Could you confirm whether or not article 540b para 2 of the Polish Code of Criminal Procedure applies with regard to the judgments of 25 November 2013 (II K 1269/11) and 23 October 2012 (II K 194/12)?
-
If not, could you confirm that the right to a retrial or appeal, as mentioned in both EAWs section D), therefore is automatically guaranteed in these cases against [opgeëiste persoon] ?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 31 januari 2018 het volgende geantwoord:
the convict did not appear in person at the trials resulting in the judgements, that is at the trials directly preceding the passing of the judgements in these cases and an information of this content is included in item D.1 of both the EAW’s issued in respect of the convict by the Regional Court in Szczecin.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in het EAB gegeven verzetgarantie een onvoorwaardelijke verzetgarantie is, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
De rechtbank overweegt dat de door het IRC gestelde vragen over het recht op een nieuwe inhoudelijke behandeling van de zaak zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW, door de uitvaardigende justitiële autoriteit niet voldoende zijn beantwoord. Zo is bij brief van 12 december 2017 onder meer gevraagd of artikel 540b paragraaf 2 van de Poolse strafwet al dan niet van toepassing is ten aanzien van de verzetsgarantie doch is deze vraag niet door de Poolse autoriteiten beantwoord. De verstrekte informatie is op het punt van de vereiste onvoorwaardelijke verzetgarantie daarom ongenoegzaam. Dit leidt ertoe dat de overlevering moet worden geweigerd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en niet kan worden vastgesteld of een garantie is gegeven zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Szczecinie(Polen).
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. J. Edgar en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.