ECLI:NL:RBAMS:2018:2331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6777
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van gronden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser had beroep ingesteld tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door verweerder. Het primaire besluit tot ongeldigverklaring vond plaats op 28 juni 2017, gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar op 11 oktober 2017. Eiser heeft pro forma beroep ingesteld op 21 november 2017, maar heeft nagelaten om binnen de gestelde termijn zijn beroepsgronden in te dienen. De rechtbank heeft op 3 april 2018 contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, die aangaf hierop terug te komen, maar dit is niet gebeurd. Tijdens de zitting op 11 april 2018 bleek eiser niet te zijn verschenen en heeft de griffier vernomen dat hij zich kon vinden in een niet-ontvankelijkverklaring.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen gronden heeft ingediend, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen verschoonbare redenen voor het te laat indienen van de gronden kunnen vaststellen. De gemachtigde van verweerder merkte op dat eiser inmiddels weer een rijbewijs had gekregen, maar de rechtbank vond het beter geweest als de zaak was ingetrokken om onnodige tijdsbesteding te voorkomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, in aanwezigheid van mr. F.S. Zwerwer, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/6777
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. B.Th. Nooitgedagt),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard. Bij besluit van 11 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2018. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft bij faxbrief van 21 november 2017 zogenaamd pro forma beroep ingesteld. Bij brief van 22 november 2017 heeft de griffier van de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken zijn gronden in te dienen. De rechtbank heeft geen gronden ontvangen. Op 3 april 2018 heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser met de vraag of het klopt dat de rechtbank geen beroepsgronden in deze zaak heeft ontvangen. Gemachtigde van eiser heeft toen medegedeeld dat hij hierop over twee dagen zou terugkomen. De gemachtigde heeft dit niet gedaan. Op het moment van de aanvang van de zitting om 14.15 uur, toen bleek dat eiser zonder bericht niet was verschenen, heeft de griffier vanuit de zittingzaal wederom gebeld met de gemachtigde van eiser. Hij heeft in dat gesprek meegedeeld dat hij niet op de zitting zou komen en dat hij zich kon vinden in een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
3. Omdat eiser geen gronden heeft ingediend, voldoet zijn beroepschrift niet aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gesteld noch gebleken is dat eiser verschoonbare redenen had voor het te laat indienen van de gronden.
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
5. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat de reden voor de lakse proceshouding van eiser zou kunnen zijn gelegen in het feit dat hem inmiddels door een herkeuring weer een rijbewijs is verstrekt. De rechtbank wil hierover ten overvloede opmerken dat zij liever zou hebben gezien dat de gemachtigde bij gebrek aan belang deze zaak zou hebben ingetrokken. Op die manier kan worden voorkomen dat de rechtbank tijd en moeite (twee maal nabellen) moet besteden aan een zaak, waaraan het belang is komen te ontvallen. Tijd, die zij liever zou besteden aan zaken die de aandacht wél behoeven.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, in aanwezigheid van mr. F.S. Zwerwer, griffier, op 11 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.