ECLI:NL:RBAMS:2018:2347
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor Schiphol-parkeren
Op 8 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer in beroep was gegaan, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van gronden voor Schiphol-parkeren. Tijdens de zitting op 22 februari 2018 zijn zowel verzoeker als de gemachtigden van verweerder en vergunninghoudster verschenen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de bestuursrechter in de bodemprocedure. De rechter concludeerde dat de belangen van vergunninghoudster bij voortzetting van haar werkzaamheden zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker. Verzoeker had vermoedens geuit over de juistheid van de rapporten van vergunninghoudster, maar deze vermoedens werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het niet aannemelijk was dat de omgevingsvergunning onterecht was verleend en verzoeker zijn belangen in de bodemprocedure kon behartigen.
De uitspraak benadrukt het belang van een belangenafweging in bestuursrechtelijke procedures en de rol van voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor veroordeling van verweerder in proceskosten of vergoeding van griffierecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.