ECLI:NL:RBAMS:2018:2348

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
13/751798-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vordering tot overlevering na overlijden opgeëiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur des Konings te Antwerpen, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 14 oktober 2016. De opgeëiste persoon, geboren in Israël in 1960, was onderwerp van deze vordering. Tijdens de zitting op 15 december 2016 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, en het onderzoek werd voor onbepaalde tijd geschorst om nadere informatie te verkrijgen. Op 29 maart 2018 werd het onderzoek hervat, maar de rechtbank moest de termijn voor uitspraak verlengen vanwege de aanhouding van de zaak.

Het belangrijkste punt in deze zaak was de ontvankelijkheid van de officier van justitie. Uit de stukken bleek dat de opgeëiste persoon op 17 februari 2018 was overleden. De officier van justitie stelde dat zij, gezien het overlijden van de opgeëiste persoon, niet meer ontvankelijk was in haar vordering tot behandeling van het EAB. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering. Tevens werd gelast dat de borgsom van € 15.000,- aan de rechthebbende zou worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. A.J. Dondorp en de rechters mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, in aanwezigheid van griffier D. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751798-16
RK nummer: 16/7096
Datum uitspraak: 29 maart 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 oktober 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2012 door de Procureur des Konings te Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Israël) op [geboortedag] 1960,
adres: [adres] ;
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 december 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst voor het verkrijgen van nadere informatie. Het onderzoek is voortgezet op de openbare zitting van 29 maart 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege de aanhouding niet in is geslaagd binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft op de zitting van 15 december 2016 de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft op die zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Israëlische nationaliteit heeft.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Uit de stukken blijkt dat de opgeëiste persoon op 17 februari 2018 te Alkmaar is overleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij vanwege het overlijden van de opgeëiste persoon niet meer ontvankelijk is in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB van 15 november 2012. De borgsom van € 15.000,- kan worden teruggegeven, bij voorkeur op de derdengeldrekening van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon.
De rechtbank volgt de officier van justitie en zal haar in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en gelasten dat de borg van € 15.000 euro aan de rechthebbende zal worden geretourneerd.

4.Beslissing

VERKLAART HET OPENBAAR MINISTERIE NIET-ONTVANKELIJK
met betrekking tot de vordering op grond van artikel 23 van de OLW inzake het EAB van 15 november 2012 ten aanzien van
[opgeëiste persoon] .
HEFT OPhet geschorste bevel tot overleveringsdetentie.
GELASTde teruggave van de borg van € 15.000,- aan de rechthebbende
.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 maart 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.