ECLI:NL:RBAMS:2018:2435

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
AMS - 17 _ 4989
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlenging diplomatermijn op basis van medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had verzocht om verlenging van de diplomatermijn op grond van de Wet studiefinanciering 2000, omdat zij tijdens haar bachelorfase medische omstandigheden had die volgens haar de oorzaak waren van studievertraging in de masterfase. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen. De rechtbank stelde vast dat er geen direct verband was tussen de medische omstandigheden en de vertraging in de masteropleiding. Eiseres had van september 2004 tot en met augustus 2007 en van september 2008 tot en met augustus 2009 hbo-opleiding gevolgd en had in juni 2009 haar diploma behaald. Vervolgens had zij van september 2009 tot en met augustus 2012 een wo-bacheloropleiding gevolgd, waarvoor zij in augustus 2012 haar diploma behaalde. Daarna had zij van september 2012 tot en met maart 2015 een wo-masteropleiding gevolgd, maar deze had zij pas in maart 2015 afgerond. De rechtbank oordeelde dat de vertraging niet kon worden aangemerkt als een direct gevolg van de ziekte van eiseres in 2005-2007. De rechtbank verwees naar de Memorie van Toelichting, waarin werd gesteld dat de wetgever slechts in zeer beperkte gevallen een verlenging van de diplomatermijn noodzakelijk achtte. De rechtbank concludeerde dat de minister de aanvraag op goede gronden had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4989

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 17 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om verlenging van de diplomatermijn op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) afgewezen.
Met het besluit van 14 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2018. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [naam] .

Overwegingen

Wat aan de procedure voorafging
1.1.
Eiseres stond van september 2004 tot en met augustus 2007 en van september 2008 tot en met augustus 2009 ingeschreven voor de hbo-opleiding [naam] en heeft in juni 2009 daarvoor het afsluitend diploma behaald. Van september 2009 tot en met augustus 2012 stond eiseres ingeschreven voor de wo-bachelor opleiding [naam] , waarvoor zij in augustus 2012 het afsluitend diploma behaalde. Van september 2012 tot en met maart 2015 stond eiseres ingeschreven voor de wo-master opleiding [naam] aan de [naam] , waarvoor zij in maart 2015 het afsluitend diploma behaalde.
1.2.
Aan eiseres is tot en met augustus 2013 studiefinanciering toegekend in de vorm van een prestatiebeurs. De prestatiebeurs is een rentedragende lening die kan worden omgezet in een gift, als de student binnen de diplomatermijn van 10 jaar een afsluitend diploma heeft behaald. Eiseres heeft verlenging van de diplomatermijn aangevraagd wegens medische omstandigheden in de periode tussen november 2005 en juni 2007.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat geen sprake is van een direct verband tussen de aangegeven medische omstandigheid en de vertraging in de periode dat eiseres aan de [naam] studeerde. [1] Beoordeling door de rechtbank
3. In geschil is de vraag of het feit dat eiseres pas in maart 2015 het master-examen heeft gehaald een direct gevolg is van haar ziekte in 2005-2007.
4.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij in 2005-2007 een jaar uitgeschakeld was vanwege gezondheidsredenen en daardoor studievertraging heeft gekregen. Volgens eiseres is het niet binnen de termijn van tien jaar kunnen afronden van de master [naam] een direct gevolg van de medische omstandigheden in 2005-2007.
4.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het feit dat eiseres het afsluitend diploma voor de masteropleiding [naam] niet binnen de diplomatermijn heeft kunnen behalen niet een direct gevolg is van de bijzondere omstandigheden die plaats hebben gevonden van 2005 tot 2007. De vertraging komt daarom voor rekening van eiseres. De bijzondere omstandigheid kan niet leiden tot verlenging van de diplomatermijn, aldus verweerder.
5.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat dat de wetgever in de Memorie van Toelichting heeft overwogen dat het verlengen van de diplomatermijn slechts voor een zeer beperkt aantal gevallen noodzakelijk zal zijn, aangezien de lange diplomatermijn al veel mogelijkheden biedt om tegenslag op te vangen. Omzetting zal zich uitsluitend voordoen in gevallen van evidente onredelijke of onbillijke aard. [2]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ziekte in 2005-2007 weliswaar een omstandigheid die heeft geleid tot het later afstuderen, maar het feit dat eiseres pas in maart 2015 het master-examen heeft gehaald, kan niet worden aangemerkt als direct gevolg van haar ziekte in 2005-2007 in de zin van artikel 5.16 van de Wsf. De rechtbank vindt hiervoor steun in de hierboven aangehaalde Memorie van Toelichting waarin de wetgever nader uitlegt in welke situatie het niet behalen van de diploma binnen de diplomatermijn niet kan worden aangemerkt als ‘direct gevolg’ van bijzondere omstandigheden en in welke situatie wel:
“Een student die bijvoorbeeld tijdens de eerste jaren van zijn studie een half jaar is uitgeschakeld wegens een ziekte, zal voldoende speelruimte hebben in de diplomatermijn om zijn studie tijdig te kunnen voltooien. Een student echter, die vlak voor zijn doctoraalexamen staat en aan het einde van de diplomatermijn te maken krijgt met een vergelijkbare ziekte, zou omwille van de redelijkheid en billijkheid een verlenging moeten krijgen.”Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank artikel 5.16 van de Wsf op de juiste wijze geïnterpreteerd. Verweerder heeft de aanvraag daarom op goede gronden afgewezen.
5.3.
Daar komt nog bij dat eiseres op de zitting heeft toegelicht dat zij een keuze heeft gemaakt voor een zwaar studietraject en dat zij daarvoor extra bachelor vakken heeft moeten volgen. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank meer directe aspecten die hebben geleid tot het niet behalen van het diploma binnen de diplomatermijn.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als uw zaak spoedeisend is, kunt u de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Wet studiefinanciering 2000

Artikel 5.1
Een student komt voor zover wordt voldaan aan de van toepassing zijnde voorwaarden in aanmerking voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs, inhoudende:
a. een aanvullende beurs;
b. een reisvoorziening; en
c. een toeslag eenoudergezin.
Artikel 5.5
De diplomatermijn hoger onderwijs is een periode van 10 jaren. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs.
Artikel 5.16
1. Indien een student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg het afsluitend examen te behalen, wordt deze termijn verlengd met de duur van die bijzondere omstandigheden.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 5.16 van de Wsf, zie bijlage.
2.Zie Kamerstukken II, 1999-2000, 26 873, nr. 3, pag. 58 e.v.